Naar de inhoud

Sign. - Antwoord op Kamervragen over ouderwets taalgebruik deurwaarders

Kamerlid Van Nispen (SP) heeft aan de Minister van Veiligheid en Justitie vragen gesteld over het archaïsch taalgebruik door gerechtsdeurwaarders. De minister heeft de vragen beantwoord.

Vraag 1, 2, 3, 4. Wat is er gebeurd en verbeterd sinds de reactie van uw voorganger op aanbeveling 23 van het rapport Noblesse Oblige van de Commissie evaluatie Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (Commissie Van Der Winkel) over het ouderwetse taalgebruik in exploten van gerechtsdeurwaarders? Waarom wordt in een exploot nog steeds gesproken over bijvoorbeeld ‘het aldaar mijn exploot doende en aldus afschrift dezes latende aan’ en ‘te betalen de som van (...), vermeerderd met de wettelijke rente, over een bedrag van (...), vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en met hoofdelijke veroordeling tevens van gedaagden in de kosten van dit geding’? Zijn er voor wat betreft het hanteren van ouderwets taalgebruik verschillen tussen gerechtsdeurwaarders? Zo ja, hoe verklaart u dat? Welke initiatieven zijn er nu al om begrijpelijkere taal te bevorderen? Maken gerechtsdeurwaarders daar ook gebruik van en kunt u dat toelichten?

Antwoord 1, 2, 3, 4. De schuldenaar heeft recht op een duidelijke uitleg en voorlichting van de kant van de gerechtsdeurwaarder. De aanbeveling uit het rapport ‘noblesse oblige’ van de Commissie evaluatie Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (nr. 23, Commissie Van der Winkel, 2009) luidde dan ook: ‘In het belang van de opdrachtgever en in het belang van een goede rechtsbedeling vergewist de gerechtsdeurwaarder zich ervan dat de debiteur begrijpt wat er van hem verlangd wordt. De KBvG kan hier behulpzaam zijn door begrijpelijke standaardmodellen voor…