Naar de inhoud

Sign. - Bedrijfsovername en beroep op dwaling (Rechtbank Den Haag 7 oktober 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:16058)

Cosinta BV drijft een groothandel in parfums, cosmetica en paramedische apparatuur. AOH BV heeft plannen om enkele dochterondernemingen van Cosinta over te nemen. In december 2012 sluiten partijen hiertoe een intentieovereenkomst. Met ingang van 1 januari 2013 gaat AOH de onderneming voeren en wordt een due diligence-onderzoek uitgevoerd. In het conceptrapport wordt geconcludeerd dat de voorziening op de balans voor incourante voorraad 24% in plaats van de opgenomen 10% moet zijn. Partijen gaan in discussie en de voorziening wordt verhoogd naar 12%. Op 23 januari 2013 stemt Cosinta in met de beëindiging van een distributieovereenkomst, zonder AOH daar in te kennen. Een van haar dochterondernemingen is daardoor niet langer distributeur voor merk X. Op 27 januari 2013 sluiten partijen een koopovereenkomst waarbij AOH de aandelen in Cosinta koopt voor € 1,4 miljoen. In juni 2014 stuurt AOH een ingebrekestelling aan Cosinta. Zij stelt dat Cosinta is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst. Dit vanwege het incourant blijken van de voorraden van de gekochte ondernemingen, het niet meedelen van beëindiging van de distributieovereenkomst en omdat merken verkeerd geregistreerd staan. AOH sommeert Cosinta de schade te vergoeden. Cosinta laat dat na.

Bepalend is volgens de rechtbank wat partijen bedoelden met het ‘voldoende courant binnen een normale bedrijfsvoering’ zijn van de voorraad, zoals overeengekomen in de koopovereenkomst. Daarbij gaat het zowel om de taalkundige betekenis als om de zin die partijen daar over en weer redelijkerwijs aan mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Van belang is dat beiden werden bijgestaan door deskundigen.

Uit de gang van…