Naar de inhoud

Sign. - Benoeming interim-bestuurder is adviesplichtig; WOR biedt geen grondslag voor intrekking benoeming (Rb. Noord-Nederland 10 augustus 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:3692, «JAR» 2016/222, ‘Caparis’)

Wegens arbeidsongeschiktheid van de statutair bestuurder van Caparis is de Raad van Commissarissen (RvC) van Caparis voornemens een interim-bestuurder aan te stellen. Op 29 juni 2016 sluit de RvC een opdrachtovereenkomst voor bepaalde tijd met een interim-bestuurder en is hem volmacht verleend om Caparis in en buiten rechte te vertegenwoordigen. De Kantonrechter Leeuwarden oordeelt dat hiermee in strijd is gehandeld met art. 30 WOR, nu Caparis is overgegaan tot het belasten van de interim-bestuurder met het bestuur van Caparis zonder daarover advies te hebben gevraagd aan de OR. De interim-bestuurder moet als bestuurder in de zin van de WOR worden aangemerkt, nu hij degene is die de hoogste zeggenschap als bedoeld in art. 1 lid 1 sub e WOR uitoefent. De bepaling in de statuten van Caparis dat bij belet of ontstentenis van alle bestuurders het bestuur wordt waargenomen door de RvC, die alsdan bevoegd is één of meer personen al dan niet uit zijn midden tijdelijk met het bestuur te belasten, doet niet af aan de adviesplicht van art. 30 WOR. Het betitelen van de interim-directeur als zaakwaarnemer doet dat evenmin. Met betrekking tot de door de OR verzochte intrekking van de benoeming oordeelt de kantonrechter dat het ontbreken van het advies van de OR niet maakt dat Caparis bevolen kan worden de benoeming in te trekken. Het benoemingsbesluit als zodanig is niet nietig wegens het niet ingewonnen advies. De kantonrechter kan op grond van art. 36 lid 2 WOR slechts bepalen dat Caparis gevolg dient te geven aan hetgeen in de WOR is bepaald, maar een dergelijk verzoek is niet gedaan.