Naar de inhoud

Sign. - Bevoegdheid tot indienen enquêteverzoek

Aandeelhouder Rhodia was op de voet van art. 283 Rv bevoegd het enquêteverzoek, voor zover mede namens haar ingediend, in te trekken zonder daartoe de toestemming van een van de andere procespartijen nodig te hebben zolang de Ondernemingskamer nog geen eindbeschikking had gegeven, dat wil in dit geval zeggen: zolang de Ondernemingskamer nog geen onderzoek had bevolen, of dit had geweigerd. De intrekking maakte geen einde aan de aanhangigheid van de zaak, ook niet voor zover het Rhodia betrof, maar had de Ondernemingskamer ertoe moeten brengen Rhodia niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek omdat de Ondernemingskamer dientengevolge op processuele gronden niet toekwam aan een behandeling van de zaak ten principale. Het middel treft doel, maar leidt niet tot de vernietiging van de beschikking. In praktisch opzicht bestaat er thans geen verschil in rechtsgevolg, omdat geen aanspraak is gemaakt op een proceskostenveroordeling. ii. Strekking wettelijke kapitaalseis De rechtspraak strekt tot bescherming van de indiener(s) van het verzoek: bij indiening van het verzoek bestaat aanstonds duidelijkheid inzake de bevoegdheid daartoe, en die bevoegdheid wordt niet aangetast door een eventuele afname nadien van het in aanmerking te nemen belang als gevolg van externe oorzaken. TOPsignaleringen 296 SDU UitgeverS / nUmmer 8, December 2011 TIJDSCHRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECHTPRAKTIJK anders dan het cassatiemiddel voorstaat, is niet beslissend voor de ontvankelijkheid van een verzoeker dat Rhodia en hij ten tijde van het indienen van het verzoekschrift tezamen voldoende aandelen in de vennootschap bezaten om de drempel van art. 2:346 aanhef en onder b BW te overschrijden. De wettelijke kapitaalseis van art. 2:346 aanhef en onder b BW vindt zijn…