Naar de inhoud

Sign. - Borgtochtovereenkomst aangegaan in kader van normale bedrijfsuitoefening (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 augustus 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6620)

Op 15 april 2015 heeft de verkoop en levering van de voormalige echtelijke woning van M en zijn echtgenote V plaatsgevonden, nadat de voorzieningenrechter op 29 januari 2015 de door M verzochte schorsing van de executoriale verkoop van deze woning had afgewezen en op 6 maart 2015 had bepaald dat de verkoop onderhands zou geschieden, overeenkomstig de door hem goedgekeurde koopovereenkomst. De verkoopprijs bedroeg € 286.600.

In deze zaak draait het om de vordering van Rabobank tot betaling van een bedrag van € 225.000 met rente en kosten. De grondslag voor deze vordering is een door M op 7 augustus 2009 getekende borgtochtovereenkomst, waarmee hij zich borg heeft gesteld voor al hetgeen Rabobank heeft te vorderen. Deze overeenkomst hing samen met een op 7 augustus 2009 tussen de Rabobank en de vennootschappen A en B overeengekomen (her)financiering. M heeft zich tegen deze vordering verweerd met een beroep op de door V op 12 november 2012 ingeroepen vernietiging van de borgtochtovereenkomst op grond van artikel 1:88 lid 1 sub c BW.

De rechtbank wijst de vorderingen van Rabobank op grond van de borgtochtovereenkomst toe en concludeert dat er geen toestemming van V voor het aangaan van de borgtocht nodig was. Daarbij wijst de rechtbank erop dat rechtshandeling waarvoor de borg door M werd afgegeven, heeft plaatsgevonden ten behoeve van de normale bedrijfsuitoefening van de vennootschappen A en B. Daarmee is voldaan aan de in artikel 1:88 lid 5 BW opgenomen uitzondering op het toestemmingsvereiste van artikel 1:88 lid 1 sub c BW. M gaat in hoger beroep.

De stelling van M, dat de onderzetting in de borgtochtovereenkomst van…