Sign. - Butterman q.q./Rabobank
De faillissementscurator is in geval van benadeling van schuldeisers door de gefailleerde slechts bevoegd voor de belangen van de gezamenlijke schuldeisers op te komen, ook voor zover hij een zogeheten Peeters/gatzen-vordering instelt. Een selectieve behartiging van de belangen van schuldeisers wier vordering na een bepaalde datum is ontstaan, valt buiten de grenzen van de in art. 68 lid 1 fw aan de curator gegeven opdracht tot beheer en vereffening van de failliete boedel, terwijl ook overigens in de faillissementswet daarvoor geen grondslag valt aan te wijzen (HR 16 september 2005, «JOR» 2006/52 (De Bont/Bannenberg q.q.)). De omstandigheid dat de curator – anders dan het geval was in de zaak die leidde tot het arrest De Bont/Bannenberg q.q. – voornemens is de opbrengst van de door hem ingestelde vordering in de boedel te laten vallen, is niet van belang voor de beoordeling van de bevoegdheid van de curator een vordering als de onderhavige in te stellen. De in art. 3:246 BW bedoelde mededeling van een pandrecht dat rust op een vordering op de koper van een onroerende zaak tot betaling van de koopprijs, kan ook worden gedaan aan de notaris die is aangewezen voor het passeren van de notariele akte van levering van die onroerende zaak. Een zodanige mededeling maakt de pandhouder bevoegd de aan de verkoper verschuldigde en door de koper onder de notaris gestorte koopprijs in ontvangst te nemen. De rechtsopvatting dat een pandrecht als hiervoor bedoeld niet vervalt zodra de koper de koopsom onder de notaris heeft gestort, is juist. De betaling van de koopsom, die het verval…