Naar de inhoud

Sign. - Cessie ter incasso verpande vordering

Arrest 1 februari 2011: Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat een schuldeiser - al dan niet met gebruik van de term cessie ter incasso - aan een ander de last kan geven zijn vordering in eigen naam te innen en deze lasthebber kan deze vordering ook in rechte in eigen naam innen. Op dezelfde wijze komt ook aan een pandhouder van vorderingen (de bank) deze bevoegdheid toe. Vraag is of de van de tussen de bank en Brander gesloten overeenkomst van 7 juli 2005 deel uitmakende "cessie ter incasso" een last inhoudt om de desbetreffende vorderingen in eigen naam te innen. Voldoende duidelijk is dat geen overdracht van de desbetreffende vorderingen is beoogd; een dergelijke overdracht is ook niet mogelijk: de bank is immers niet de schuldeiser van deze vorderingen, maar pandhouder. Aldus houdt de cessie ter incasso de last in de desbetreffende aan de bank verpande vorderingen door de lasthebber in eigen naam te innen. Uit de cessie ter incasso volgt niet dat deze last met privatieve werking is verleend. Dit betekent dat ook de bank als pandhouder nog inningsbevoegd is. Nu de last niet slechts aan Brander is verleend, maar ook aan "nader te noemen meester", kan appellante als lasthebber worden gekwalificeerd, terwijl zij de onderhavige vordering ook in eigen naam heeft ingesteld. In hoeverre appellante al dan niet door Brander is gemachtigd, doet niet ter zake. Arrest 1 mei 2012: Het hof is niet bevoegd kennis te nemen van de tegenvordering, nu de door de provincie gestelde tegenvordering is gegrond op de ontbinding door de provincie van de turn-key overeenkomst. Een arbitragebeding in…