Naar de inhoud

Sign. - Discussie over ontruiming en opslag goederen door eigenaar perceel: zaakwaarneming? (Gerechtshof Amsterdam, 18 augustus 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3379 (publicatie 28 december 2015)

Appellant is veroordeeld om de schuur en de grond van geïntimeerde te ontruimen. Appellant werd vervolgens opgepakt en vastgezet voor brandstichting in de schuur. Geïntimeerde is gemachtigd om de ontruiming zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm. De persoonlijke bezittingen en de inboedel van appellant zijn eind 2013 door geïntimeerde in twee containers opgeslagen.

Geïntimeerde vorderde in eerste aanleg (in conventie) de veroordeling van appellant om binnen twee weken na betekening van het vonnis al zijn eigendommen te verwijderen. In reconventie vorderde appellant onder meer een voorschot op smartengeld van € 10.000,00, gelegenheid zijn goederen te inspecteren, en de veroordeling van geïntimeerde om op eigen kosten zorg te dragen voor vervoer en opslag van de eigendommen van appellant naar een aanvaardbare opslagruimte.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van geïntimeerde toegewezen en die van appellant afgewezen. In hoger beroep voert appellant aan dat geïntimeerde ten onrechte zelf de ontruiming van het perceel ter hand heeft genomen en dat geïntimeerde aldus in strijd met het bepaalde in artikel 556 Rv eigenrichting valt te verwijten.

Deze grief faalt. Met betrekking tot de wijze van ontruiming zijn slechts enkele voorschriften in de wet opgenomen. Uit het eerste lid van artikel 556 Rv vloeit voort dat de deurwaarder bevoegd is te doen wat redelijkerwijs nodig is om de ontruiming te bewerkstelligen. Binnen de grenzen van het redelijke is derhalve de deurwaarder bevoegd om daarbij hulppersonen en materiaal in te schakelen. Waar appellant niet tijdig de ontruiming, waartoe hij bij een rechterlijk vonnis veroordeeld was, zelf ter hand heeft genomen, stond het geïntimeerde op grond van het uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 11 december 2013…