Naar de inhoud

Sign. - Dwangsom na schikking? (Rechtbank Midden-Nederland, 10 december 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:5708)

Eiser en gedaagde zijn buren. Zij hebben een geschil over de schutting tussen hun percelen. Ter comparitie is een schikking bereikt. Eiser accepteert een deel van de schutting, een ander deel zal door gedaagde worden verlaagd, en ook de beplanting zal door gedaagde gesnoeid worden tot onder de hoogte van de schutting. Daarbij is een dwangsom opgelegd. In dit geding vordert eiser de betaling van de dwangsom.

Uit de stellingen van beide partijen volgt dat zij de huidige situatie met betrekking tot de schutting accepteren en in stand zullen laten. Hetzelfde geldt ten aanzien van de beplanting in de voortuin. Eiser wenst door middel van de gevorderde betaling van een dwangsom te voorkomen dat gedaagde de bestaande situatie ten aanzien van de schutting en beplanting in de voortuin op enig moment in de toekomst wijzigt (in zijn nadeel).

De rechter kan op vordering van een der partijen de wederpartij veroordelen tot betaling van een dwangsom voor het geval dat aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan (artikel 611a Rv). De veroordeling tot betaling van een dwangsom is een indirect executiemiddel en een bijkomende veroordeling met het doel druk uit te oefenen op de schuldenaar opdat deze de tegen hem uitgesproken hoofdveroordeling zal nakomen. De enkele omstandigheid dat de schuldenaar toezegt een bepaalde handeling niet meer te plegen, behoeft de rechter er niet van te weerhouden een met dwangsommen versterkte veroordeling uit te spreken (vgl. Hoge Raad 1 december 1995, NJ 1996/510).

De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding, mede gelet op de omstandigheid dat gedaagde (meer dan) heeft voldaan aan de voor hem uit de schikking voortvloeiende verplichtingen, thans de vordering tot…