Sign. - Geen arbeid geen loon, art. 7:628 BW, uitzondering cao, uitzendovereenkomst
De werknemer is in dienst bij een uitzendonderneming op basis van een arbeidsovereenkomst voor de bepaalde tijd van 1 mei 2008 tot 1 mei 2009. Vanaf 1 mei 2008 tot 25 juli 2008 is hij tewerk gesteld, waarna geen tewerkstelling meer heeft plaatsgevonden.
Per 14 november 2008 heeft de werkgever de loonbetaling gestaakt en de ter beschikking gestelde leaseauto teruggevorderd.
De werknemer stelt dat hij op basis van art. 7:628 BW recht heeft op doorbetaling van loon. Het niet kunnen aanbieden van werk zou immers in de risicosfeer van de werkgever vallen.
Op de arbeidsovereenkomst is de ABU-CAO van toepassing, waarin is opgenomen dat in fase A (de eerste 78 weken) geen recht op loon bestaat als niet wordt gewerkt door de werknemer. Die afwijking is mogelijk volgens de kantonrechter op grond van art. 7:628 lid 5 juncto lid 7 BW, zodat er geen recht op loon bestond.
Dat de werkgever het loon wel onverschuldigd tot november 2008 heeft doorbetaald, heeft geen gerechtvaardigde verwachting op mogen wekken.
De loonvordering wordt afgewezen.
(Ktr. Zaandam 2 september 2010, LJN BN5470)