Naar de inhoud

Sign. - Geen verplichte procesvertegenwoordiging bij behandeling faillissement

De Ontvanger verzoekt Rechtbank Amsterdam om X failliet te verklaren. De rechtbank wijst dit verzoek af omdat de Ontvanger zonder advocaat ter zitting is verschenen. Hof Amsterdam wijst het verzoek in beroep alsnog toe. Vooropgesteld wordt dat de Faillissementswet de aanwezigheid van een advocaat bij de behandeling van het faillissementsverzoek niet dwingend voorschrijft. De bedoeling van de wetgever is blijkens de desbetreffende regelgeving juist geweest om de rechter bij de behandeling van een faillissementsverzoek een grote vrijheid te geven, zoals de in art. 6 lid 1 Fw neergelegde mogelijkheid voor de rechter om de schuldenaar op te roepen om in persoon of bij gemachtigde te worden gehoord. Ook de wetsgeschiedenis en (eerdere) jurisprudentie bieden geen steun voor het in alle gevallen verplicht stellen van de aanwezigheid van een advocaat voor de schuldeiser. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verplichte bijstand door een advocaat alleen geldt voor het indienen van het verzoek tot faillietverklaring en niet voor de behandeling ter zitting. Dat de kwaliteit van het proces aldus mogelijk niet steeds optimaal zou zijn, is geen grond om anders te concluderen. In de bepalingen betreffende de reguliere verzoekschriftenprocedure is uitgegaan van het zonder advocaat ter zitting verschijnen en in persoon het woord mogen voeren (art. 279 lid 3 Rv). Het valt niet in te zien dat vanwege de bijzondere aard van de faillissementsprocedure geen aansluiting kan worden gezocht bij de reguliere verzoekschriftprocedure op het punt van de verschijning ter zitting of dat deze procedure in vergelijking tot de reguliere verzoekschriftprocedure speciale waarborgen ten aanzien van de kwaliteit behoeft. In elk geval staat art. 362 lid 2 Fw niet aan analoge toepassing van art. 279…