Naar de inhoud

Sign. - Geen vervangende toestemming ex art. 27 lid 4 WOR vanwege ontbreken eigen belang ondernemer (Rb. Amsterdam 12 januari 2016, AR 2016-0041, ‘Diesel Benelux B.V.’)

Diesel Benelux B.V. (Diesel) maakt onderdeel uit van de in Italië gevestigde Diesel Group. Bij brief van 31 augustus 2015 informeert Diesel de OR dat zij een nieuw Incentive Plan heeft ingevoerd. De OR beroept zich op de nietigheid van dit besluit, nu hij de daartoe vereiste instemming niet heeft gegeven. Diesel verzoekt de kantonrechter om vervangende toestemming ex art. 27 lid 4 WOR. De beslissing van de OR om zijn instemming te weigeren is onredelijk en daarnaast wordt de wijziging van het Incentive Plan gerechtvaardigd door zwaarwegende organisatorische, bedrijfssociale en bedrijfseconomische redenen, aldus Diesel. Deze zijn erin gelegen dat Diesel onderdeel uitmaakt van de Diesel Group, de nieuwe regeling vanuit de Diesel Group komt, een afwijkende regeling geen optie is en ook niet uit te leggen is aan medewerkers in de andere landen. De zwaarwegende bedrijfseconomische reden is gelegen in het feit dat zowel Diesel als Diesel Group al een aantal jaren slechte resultaten laten zien. De kantonrechter stelt dat art. 27 lid 4 WOR tot uitgangspunt heeft dat de kantonrechter slechts vervangende toestemming verleent aan Diesel als het besluit van de OR om geen instemming te geven onredelijk is, of het voorgenomen besluit van de ondernemer gevergd wordt door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen. Bij de beoordeling van de (on)redelijkheid van de wijze waarop de OR van zijn bevoegdheid gebruik maakt past terughoudendheid, aldus de kantonrechter. Volgens de kantonrechter heeft het belangrijkste door Diesel aangevoerde argument vooral betrekking op de door de Diesel Group gevoelde noodzaak van harmonisatie van de Incentive-regeling wereldwijd. Dat Diesel zelf een dergelijke noodzaak voelt, is door haar…