Naar de inhoud

Sign. - Mr. P.S. Fluit, ‘De loonsanctie na 104 weken in de praktijk'

De auteur behandelt in dit artikel naar aanleiding van de jurisprudentie de vragen wanneer het UWV een loonsanctie kan opleggen, hoe het intreden van dit risico zo veel mogelijk kan worden voorkomen en hoe de schade kan worden beperkt indien een loonsanctie is opgelegd. Hij gaat daarbij onder andere in op de stappen die het UWV doorloopt bij de toetsing van de re-integratie-inspanningen van de werkgever. Die stappen vloeien voort uit de beleidsregels beoordelingskader poortwachter. Als het resultaat van de re-integratie-inspanningen bevredigend is - de werknemer benut bijvoorbeeld structureel (een groot gedeelte van) zijn verdiencapaciteit - dan wordt door het UWV geen loonsanctie opgelegd. Is er geen bevredigend resultaat, dan wordt desondanks geen loonsanctie opgelegd als er geen arbeidsmogelijkheden zijn. Als de bedrijfsarts deze mening is toegedaan, adviseert de auteur werkgevers voor de zekerheid een deskundigenoordeel aan te vragen. De derde stap is de beoordeling van de re-integratie-inspanningen zelf. Uitgangspunt hierbij is dat een werkgever zich lsquovoldoende moet inspannen' voor re-integratie. De auteur benadrukt dat dit een open norm is, waarvan over de concrete invulling snel onduidelijkheid kan bestaan. Hij adviseert werkgevers goede notie te nemen van de verplichtingen die uit de beleidsregels volgen, zoals op tijd starten met re-integratie in het 2e spoor. De vierde stap betreft de beoordeling of de werkgever een deugdelijke grond had voor de onvoldoende re-integratie-inspanningen. De auteur signaleert enkele uitspraken waaruit blijkt dat dit niet snel wordt aangenomen. Mede op grond hiervan adviseert hij rondom de eerstejaarsevaluatie een deskundigenoordeel te vragen als re-integratie in het 1e spoort…