Sign. - Overlast bomen op buurperceel: wanneer begint de verjaringstermijn te lopen?
Eisers en gedaagden zijn buren in een bungalowpark, dat is gelegen in een (voormalig) bos. Eisers stellen overlast te ondervinden van bomen op het perceel van gedaagden, die binnen twee meter van de erfgrens staan. Het gaat om eiken die deel uitmaakten van het oorspronkelijke bosgebied en om door gedaagden aangeplante appelbomen. Eisers vorderen verwijdering van de bomen, alsmede het beperken van de hinder door het snoeien van de bomen. Gedaagden beroepen zich op verjaring.
De verjaringstermijn van een rechtsvordering tot opheffing van een onrechtmatige toestand begint ingevolge artikel 3:314, lid 1 BW met de aanvang van de dag volgende op de dag waarop de onmiddellijke opheffing van die toestand gevorderd kan worden. In de jurisprudentie wordt veelal aangenomen dat de verjaringstermijn aanvangt op het moment waarop de bomen zijn geplant. In het onderhavige geval ligt dit, zo stelt de kantonrechter, echter anders. Als tijdstip waarop de huidige (potentieel) onrechtmatige toestand is aangevangen, dient in aanmerking te worden genomen het tijdstip waarop, na de opsplitsing van het bosperceel in kavels, de erven zijn uitgegeven en in gebruik zijn genomen. Vanaf dat moment konden de bomen een bezwaar vormen voor de (eigenaren van de) aangrenzende percelen. Nu sedert die periode nog geen twintig jaren zijn verlopen, faalt het beroep op verjaring.
(Sector kanton Rechtbank Zwolle 1 december 2010, LJN BP0195)