Naar de inhoud

Sign. - Schorsing

De door appellant voorgestane schorsing van een vordering die door de curator is overgenomen, verdraagt zich niet met art. 27 Fw. In het systeem van de Faillissementswet staat voor vorderingen op de boedel de verificatievergadering centraal en worden die vorderingen voldaan uit het boedelactief met inachtneming van de paritas creditorum voor zover die althans niet doorbroken wordt door het systeem van de voorrechten. Daarvan is art. 29 Fw een uitvloeisel omdat anders crediteuren van de failliet die een procedure waren begonnen voor de faillissementsverklaring in een gunstiger positie komen te verkeren dan de crediteuren die zulks niet hebben gedaan. Aan de andere kant mogen crediteuren van de failliet die tevens debiteur zijn van de failliet niet door de bepaling van art. 29 Fw van hun – ruime – verrekeningsbevoegdheden als bepaald in art. 53 Fw worden afgehouden. Dit brengt met zich dat bij een op grond van art. 29 Fw geschorste procedure waarbij een tegenvordering door de failliet in reconventie is ingesteld – in geval de curator die procedure overneemt – de vordering uit die geschorste procedure in conventie wel degelijk ten grondslag gelegd kan worden aan een beroep op verrekening in reconventie, voor zover zulks binnen de grenzen van art. 53 Fw blijft. Daarvoor behoeft de verificatievergadering dus niet te worden afgewacht. (Hof Leeuwarden 22 maart 2011, LJN BP9261, «JOR» 2011/168)