Sign. - Te gelde maken woning na echtscheiding
Het huwelijk van partijen wordt door echtscheiding ontbonden in juni 2008. Voorafgaand aan de echtscheiding hebben partijen een convenant gesloten, waarin zij afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Zij hebben onder meer bepaald dat de woning aan de man zal worden toebedeeld, dat hij de schuld waarvoor de woning hypothecair verbonden is voor zijn rekening zal nemen en dat de vrouw wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze schuld. Tevens bevat het convenant de bepaling dat partijen afstand doen van het recht om ontbinding van het convenant te mogen vorderen wegens een eventuele tekortkoming in de nakoming. Voordat partijen bij de notaris zijn geweest om een en ander te formaliseren, raakt de man (in november 2008) werkloos en het lukt hem niet om de vrouw te laten ontslaan uit de hoofdelijke verbondenheid. Daarnaast is de vrouw bang dat de bank op enig moment bij haar zal aankloppen wanneer de man de lasten niet meer kan opbrengen. De vrouw vraagt (ex artikel 3:174 BW) aan de rechter machtiging om de woning te gelde te maken.
De rechtbank wijst dit verzoek af, overwegende dat honorering van het verzoek materieel zou kunnen worden gezien als een (partiële) ontbinding van de overeenkomst, terwijl - indien anders zou worden geoordeeld - een belangenafweging (vooralsnog) zou leiden tot afwijzing.
In hoger beroep stelt de man dat een verzoek tot machtiging tot tegeldemaking niet meer kan worden gedaan nadat partijen een verdeling zijn overeengekomen. Het hof maakt echter een onderscheid tussen de obligatoire overeenkomst tot verdeling en de goederenrechtelijke overeenkomst van verdeling (de notariële akte). De gemeenschap bestaat nog, omdat deze…