Naar de inhoud

Sign. - Vergoeding van schade aan het werk onder CAR-verzekering; schadebegroting en indemniteitsbeginsel (Gerechtshof Amsterdam 22 december 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5407)

Geïntimeerden hebben een Construction-All-Risks-verzekering gesloten in verband met een te bouwen woonhuis. Geïntimeerden hebben de aannemingsovereenkomst ontbonden. De aannemer heeft zonder toestemming betonwapening meegenomen. Geïntimeerden hebben aangifte gedaan van diefstal. Zij hebben getracht de schade op de aannemer te verhalen, maar de aannemer bleek te zijn gefailleerd. In verband met het wegnemen van de betonwapening hebben geïntimeerden aanspraak gemaakt op een uitkering onder de CAR-verzekering. HDI-Gerling heeft op verschillende gronden dekking geweigerd.

HDI-Gerling voert aan dat geïntimeerden geen schade hebben geleden, omdat zij de op de wapening betrekking hebbende termijn van de aanneemsom niet hebben voldaan. Het hof heeft dit verweer bij tussenarrest verworpen. HDI-Gerling verzoekt het hof terug te komen op deze eindbeslissing.

In het tussenarrest is door uitleg van de verzekeringsvoorwaarden vastgesteld dat het verzekerde belang ziet op een zaak, namelijk het werk. Verzekerd is schade aan het werk. In dit geval gaat het om beschadiging van het werk. HDI-Gerling heeft na het tussenarrest niets aangevoerd om hierover anders te denken. De voorliggende vraag is daarmee welke schade de verzekerde lijdt als gevolg van de genoemde beschadiging van het werk, zoals bedoeld in art. 28 van de algemene verzekeringsvoorwaarden.

Het hof heeft zich in het tussenarrest aangesloten bij vaste rechtspraak waaruit volgt dat zaakschade, als herstel mogelijk en verantwoord is, in beginsel dient te worden begroot aan de hand van de naar objectieve maatstaven berekende kosten die met het herstel zijn gemoeid (NJ 2005, 76 en NJ 2013, 219). De kosten van het herstel zijn objectief begroot aan de hand van…