Toepassing van de faillissementspauliana en de actio Pauliana op de vereffening van de nalatenschap
1. Inleiding
Een nalatenschap wordt overeenkomstig de bepalingen van afd. 4.6.3 BW vereffend indien een erfgenaam de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard2 en/of de rechtbank een vereffenaar heeft benoemd (art. 4:202 lid 1 BW), bijvoorbeeld op verzoek van een of meer schuldeisers van de nalatenschap.3 In het eerste geval treden de gezamenlijke erfgenamen op als vereffenaar (art. 4:195 lid 1 BW); in het tweede geval is dat, met uitsluiting van de erfgenamen, de door de rechtbank benoemde vereffenaar. De vereffenaar is belast met het beheer en de vereffening van de nalatenschap (art. 4:211 lid 1 BW). De vereffenaar treedt daarbij primair op in het belang van de gezamenlijke schuldeisers van de nalatenschap (vgl. o.a. art. 4:214, 4:220 en 4:226 BW).
Het is niet ondenkbaar dat een vereffenaar tijdens de afwikkelingen van de nalatenschap constateert dat de gezamenlijke schuldeisers van nalatenschap vóór of ná het overlijden van de erflater zijn benadeeld door rechtshandelingen van de erflater en/of de erfgenamen. De erflater kan bijvoorbeeld vlak voor zijn overlijden geld of een woning hebben geschonken aan één van zijn erfgenamen4 of zekerheidsrechten hebben gevestigd voor de terugbetaling van vorderingen van bepaalde (maar niet alle) erfgenamen, bijvoorbeeld de vorderingen uit hoofde van de wettelijke verdeling van de nalatenschap van de eerst overleden ouder.5 De erfgenamen kunnen bijvoorbeeld ná het overlijden de nalatenschap hebben verdeeld voordat zij de schuldeisers van de nalatenschap hebben betaald.6 In deze gevallen kunnen de schuldeisers van de nalatenschap benadeeld zijn.
Het…