Verpanding van vorderingen
In een procedure voor de Rechtbank Dordrecht stelt de curator in het faillissement van een BV dat de pandlijst conform het model van de Nederlandse Vereniging van Banken niet voldoet aan de eisen van artikel 3:239 BW, omdat de te verpanden vorderingen daarin onvoldoende zijn omschreven.
Verwijzing in de pandlijst naar de computerlijst heft dat gebrek niet op, aangezien deze niet bij de te registreren akte is gevoegd en niet door de pandgever is getekend.
De Rechtbank overweegt dat de te verpanden vorderingen met voldoende bepaaldheid dienen te zijn omschreven in de authentieke of onderhandse akte. Uit die eis vloeit voort dat moet worden vermeld wie de debiteur is.
Toelaatbaar wordt geacht dat in de akte wordt verwezen naar een gespecificeerde opgave van de vorderingen (in de computerlijst). Die specificatie moet dan echter worden gehecht aan de akte of tenminste te zamen met die akte ter registratie worden aangeboden.
Verwijzing naar een computerlijst houdt het risico in dat veranderingen worden aangebracht in de omschrijving van de vorderingen.
De bank kan het pandrecht niet uitoefenen.
Rb. Dordrecht; 17 november 1993; V-N 1993, blz. 310
Commentaar
In FBN 1991, nr 173 heb ik de gevolgen uiteengezet van de invoering van het Nieuw BW op de vestiging van (stil) pandrecht. Hierbij heb ik melding gemaakt van een procedure-voorstel.
In de onderhavige procedure zijn twee onderdelen van belang:
1. Het moment van registratie van de akte.
De Rechtbank heeft de verklaring voor recht toegewezen dat voor de datum van registratie van de akte kan worden aangesloten bij de datum van aanbieding van de akte ter registratie bij een van…