Voeging van zaken heeft geen invloed op proceskostenvergoeding I
Samenvatting
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 1990 tot en met 2000 belastingaanslagen IB en VB met boeten opgelegd in verband met KB-Luxrekeningen. Belanghebbende heeft geen openheid van zaken gegeven, zodat de inspecteur een schatting heeft gemaakt van de door belanghebbende verschuldigde belasting. De inspecteur heeft de correctie modelmatig berekend waarbij zowel de zogenoemde 95%-norm als de factor 1,5 is toegepast. Anders dan Hof Den Haag acht de Hoge Raad deze schatting niet redelijk.
Ook het oordeel van het hof omtrent de boeten houdt geen stand. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de beslissing van de rechter om zaken te voegen in de zin van art. 8:14 Awb geen invloed heeft op de berekening van de proceskostenvergoeding. Nu belanghebbende bij het hof vier zaken aanhangig heeft gemaakt en het hof in elk van die vier zaken tot een gegrondverklaring van het beroep is gekomen, had het hof in beginsel ook ter zake van vier beroepen een proceskostenvergoeding moeten toekennen. Is sprake van samenhangende zaken dan worden deze beroepen beschouwd als één zaak, waarop bij vier of meer samenhangende zaken factor 1,5 moet worden toegepast. Verder merkt de Hoge Raad op dat indien hoger beroep wordt ingesteld tegen een uitspraak die is gedaan na gevoegde behandeling, in appel nog slechts sprake is van één beroep in de zin van art. 8:75 Awb. Tot slot overweegt de Hoge Raad dat voor de toepassing van art. 7:15 Awb slechts sprake is van één bezwaar indien dit is gericht tegen meerdere op één aanslagbiljet vermelde besluiten.
(Volgt vernietiging en verwijzing.)
Feiten
De Belgische Bijzondere belastinginspectie heeft…