Naar de inhoud

Vrijstelling overdrachtsbelasting geldt niet voor gemeentelijke monumenten

Samenvatting

Aan belanghebbende is bij akte van verdeling van 28 mei 2009 de helft van de onroerende zaak te Z toebedeeld. Deze onroerende zaak is een gemeentelijk monument. Belanghebbende heeft op grond van deze verkrijging overdrachtsbelasting voldaan. In geschil is of belanghebbende recht heeft op toepassing van de vrijstelling overdrachtsbelasting van art. 15, lid 1, onder p, Wet BRV.

Rechtbank Arnhem oordeelt dat de vrijstelling alleen geldt voor rijksmonumenten en niet voor gemeentelijke monumenten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de wetgever zijn ruime beoordelingsvrijheid niet overschreden door gemeentelijke monumenten anders te behandelen dan rijksmonumenten. Volgens de rechtbank is van rechtens en feitelijk gelijke gevallen geen sprake. Ook wijst de rechtbank erop dat de regels die gelden voor de aanwijzing van gemeentelijke monumenten per gemeente kunnen afwijken en dat het dus kan voorkomen dat dezelfde onroerende zaak in de ene gemeente wel voor aanwijzing als gemeentelijk monument in aanmerking komt en in de andere gemeente niet. Bij rijksmonumenten kan dit zich niet voordoen omdat de regels die hiervoor gelden voor iedereen gelijk zijn.

(Beroep ongegrond.)

Commentaar

De verkrijging van een in Nederland gelegen onroerende zaak is in beginsel belast met overdrachtsbelasting. Tot 1 januari 2010 gold onder voorwaarden een vrijstelling voor de verkrijging van een rijksmonument. In Nederland bestaan vier soorten monumenten: rijksmonumenten, provinciale monumenten, gemeentelijke monumenten en beschermde stadsgezichten of dorpsgezichten. In casu verkrijgt belanghebbende een gemeentelijk monument. Hij is van mening dat de vrijstelling toch van toepassing is. Belanghebbende stelt namelijk dat er geen objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor de ongelijke behandeling van een gemeentelijk monument en een rijksmonument.

In de procedure die heeft geleid tot Hof…