Wrakingsverzoek niet tijdig; verzoeker niet-ontvankelijk
Samenvatting
De gemachtigde van belanghebbende heeft na de ontvangst van een heropeningsbesluit verzocht om het proces-verbaal van de zitting. Het proces-verbaal is op 8 mei 2013 door de gemachtigde ontvangen. De gemachtigde heeft vervolgens op 30 mei 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend rechters en de griffier. De wrakingskamer van Rechtbank Gelderland heeft verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, omdat het verzoek niet tijdig is ingediend. De aangevoerde feiten en omstandigheden voor de wraking waren verzoeker reeds op 8 mei 2013 bekend. Het verzoek is vervolgens niet onverwijld, want niet binnen veertien dagen na 8 mei 2013, ingediend.
(Verzoeker niet-ontvankelijk).
Commentaar
Een verzoek om wraking dient volgens art. 8:16 Awb te worden ingediend zodra de feiten of omstandigheden die tot wraking zouden kunnen leiden aan de verzoeker bekend zijn geworden. In dit geval was dat op 8 mei 2013, na ontvangst van het proces-verbaal van de zitting van 28 februari 2013. Het verzoek om wraking is op 31 mei 2013 ingediend. Dat is volgens de rechtbank te laat. De rechtbank legt ‘zodra’ uit als ‘onverwijld en binnen veertien dagen’. Uit de rechtspraak blijkt dat ‘zodra’ streng wordt uitgelegd. Zelfs twee dagen kunnen onder omstandigheden te laat zijn als belanghebbende zijn verzoek eerder had kunnen doen, zie Hof Den Haag 12 december 2011, nr. Awb 11/857, LJN BV2802. Hier had belanghebbende 22 dagen gewacht met het verzoek om wraking. Van belanghebbende wordt verlangd dat deze direct handelt nadat die feiten of omstandigheden bekend zijn geworden. Dat was hier niet gebeurd…