Naar de inhoud

Zaaksvervanging is niet van invloed op heffing van overdrachtsbelasting

X is eigenaar van woning 1 en woning 2. Van woning 1 heeft Y het recht van vruchtgebruik. In 2009 heeft Y afstand gedaan van het vruchtgebruik van woning 1 en heeft X ten behoeve van Y een recht van vruchtgebruik gevestigd op woning 2. In de notariële akte is ervan uitgegaan dat het recht van vruchtgebruik van woning 2 door zaaksvervanging is verkregen. Y heeft hierbij overdrachtsbelasting voldaan over het verschil in waarde van het vruchtgebruik van woning 1

(€ 105.000) en de waarde van het vruchtgebruik van woning 2 (€ 106.500).

In navolging van de inspecteur is de rechtbank van oordeel dat zowel X als Y te weinig overdrachtsbelasting heeft voldaan. Volgens de rechtbank is X over de waarde van het vruchtgebruik van woning 1 overdrachtsbelasting verschuldigd, omdat Y van dit recht afstand heeft gedaan. Hoewel artikel 6, lid 1 WBR naar de letter alleen geldt voor opzegging van een beperkt recht, is de rechtbank van oordeel dat ook het afstand doen van een beperkt recht moet worden beschouwd als verkrijging van het beperkt recht door de hoofdgerechtigde.

Wat betreft de heffing bij Y oordeelt de rechtbank dat artikel 9, lid 2 WBR in casu niet van toepassing is, omdat Y een beperkt recht heeft verkregen op een andere onroerende zaak. Dit wordt bevestigd in de wetsgeschiedenis waarin is vermeld dat artikel 9, lid 2 WBR alleen geldt in gevallen waarin afstand wordt gedaan van een zakelijk recht op een onroerend goed tegen verkrijging van een ander zakelijk recht op hetzelfde goed (Kamerstukken II, 10560, nr. 3, p. 26). Dit betekent dat Y overdrachtsbelasting is verschuldigd…