12. De uitspraak, 12.6. De omvang van het geding(Bijstand)
Deze paragraaf is bijgewerkt tot 5 juli 2017 door mr. J.E. Jansen
Art. 8:69 Awb geeft de grenzen van het geding aan. Dit zijn de grenzen waarbinnen een rechter moet blijven met zijn oordeel. Die grenzen worden niet alleen bepaald door hetgeen in het beroepschrift is aangevoerd, maar ook door de inhoud van de stukken (waaronder het bestreden besluit) en hetgeen ter zitting is aangevoerd. Daarbuiten mag de rechter in beginsel niet treden, wat wel wordt genoemd het verbod om 'ultra petita' te gaan. Behoudens bepalingen van openbare orde heeft de rechtbank zich blijkens art. 8:69, lid 1, Awb in haar toetsing te beperken tot de door appellant aangedragen beroepsgronden (CRvB 15 februari 2008, nr. 06/1523 WAZ, USZ 2008/109, ECLI:NL:CRVB:2008:BC4563).
De rechter is wel verplicht sommige bepalingen ambtshalve te toetsen, dat wil zeggen zonder dat partijen daarover iets hebben aangevoerd in (hoger) beroep. Het gaat daarbij om bepalingen die van openbare orde zijn, dat wil zeggen dat de toepassing en uitleg van die bepalingen niet ter vrije beschikking van partijen staan. Van openbare orde zijn alle bepalingen die de toegang tot de rechter regelen (ontvankelijkheidskwesties, zie CRvB 13 december 2005, nr. 03/4887 WAO, USZ 2006…