Advies Commissie rechtseenheid bestuursrecht
De Commissie rechtseenheid bestuursrecht heeft advies uitgebracht over de wijze waarop kan worden voorzien in rechtseenheid binnen het bestuursrecht en tussen het bestuursrecht en de andere rechtsgebieden. Uitgangspunt bij de advisering was het bij de Tweede Kamer ingediende regeringsvoorstel over de vormgeving van de hoogste bestuursrechtspraak. Daarin blijven de Hoge Raad en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als de twee hoogste bestuursrechters over.
Aanleiding voor dit advies vormde het wetsvoorstel Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak (KST 34389, 2) dat nu bij de Tweede Kamer in behandeling is. Het wetsvoorstel voorziet onder meer in de opheffing van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). De CRvB-geschillen worden dan bij de gewone rechterlijke macht ondergebracht (met cassatie bij de Hoge Raad) en de CBb-geschillen bij de Raad van State.
Rechtseenheidskamer
Om in de nieuwe situatie rechtseenheid te kunnen waarborgen moet er volgens de commissie voor belangrijke rechtseenheidsvragen een uit vijf leden bestaande rechtseenheidskamer komen bij de Hoge Raad en bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Om die taak te vervullen is het wenselijk in beide colleges enkele leden van het andere college te benoemen (zogeheten kruisbenoemingen). Verder vindt de commissie dat het belang van rechtseenheid in algemene zin uitdrukkelijk door de wetgever moet worden onderschreven. De commissie stelt daarom voor in de Algemene wet bestuursrecht op te nemen dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Hoge Raad over en weer de eenheid en consistentie van het recht bevorderen. Uit deze algemene bepaling volgt dat beide rechtscolleges rechtseenheid moeten nastreven en in de motivering van hun uitspraken op vragen van rechtseenheid moeten ingaan indien daartoe aanleiding bestaat. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval als het ene rechtscollege in zijn uitspraak vermeldt aan te haken bij een lijn van de rechtspraak van het andere rechtscollege, maar ook als een uitspraak van het andere rechtscollege niet wordt gevolgd omdat er overtuigende argumenten zijn voor differentiatie.
Omdat niet alle rechtseenheidsvragen even zwaar zijn, stelt de commissie een gedifferentieerde aanpak voor. Naast de instelling van rechtseenheidskamers voor belangrijke zaken, kan bijvoorbeeld bij lichte rechtseenheidsvragen worden volstaan met een meer informele afstemming tussen beide colleges om tot een gezamenlijke lijn te komen.
Reactie kabinet
Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) heeft, mede namens minister Blok (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), een kabinetsreactie naar de Tweede Kamer gestuurd. Het kabinet onderschrijft de gedifferentieerde aanpak van rechtseenheidskwesties. Ook neemt het kabinet de aanbeveling over een bepaling in de Algemene wet bestuursrecht op te nemen, waarvan een stimulans voor rechtseenheid uit kan gaan.
De noodzakelijke wetswijzigingen worden opgenomen in een wetsvoorstel dat dit najaar in consultatie zal gaan.
Bronnen:
Rijksoverheid, 5 september 2016 en KST 34389, 9
Wetgeving | |
---|---|
Jurisprudentie | |
Officiële publicaties | KST 34389, 9 KST 34389, 2 |
Europese regelgeving | |
Soort nieuws | Wetgeving |
Publicatiedatum | 09-09-2016 |
Nummer | 2016/0241 |