Als de inschrijving van een hypotheek of beslag waardeloos is
Samenvatting
Sinds de invoering van de nieuwe regels inzake registratie van waardeloosheid van hypotheken en beslagen, is een aantal regels verder uitgewerkt naar aanleiding van praktijkvragen aan de bewaarders. De volgende onderwerpen komen aan de orde: doorhaling van inschrijvingen; art. 3:28 BW dat betekenis houdt voor die gevallen waarin de lex specialis van art. 3:274 BW niet geldt; vervallenverklaring bij gebreke van medewerking; verkeerd deel en nummer.
Tekst
I. Inleiding
Tijdens de zogenaamde royementendag, zie JBN van juni 1994 (nrs 69, 71 en 72), werd een toelichting gegeven op de nieuwe regels inzake registratie van waardeloosheid van hypotheken en beslagen. Sindsdien is een aantal regels verder uitgewerkt naar aanleiding van praktijkvragen aan de bewaarders.
In hun antwoorden zochten de bewaarders aansluiting bij de maatschappelijke betekenis van de openbare registers en kadastrale registratie en de bedoeling van de regelgever. Hierna volgt een toelichting. De in artikel 3:274 BW bedoelde akte van vervallenverklaring, die in de praktijk nog vaak als royementsakte wordt aangeduid, wordt daarbij aangemerkt als een bijzondere manier om waardeloosheid vast te leggen.
II. Doorhaling van inschrijvingen
Feitelijk geen doorhaling meer
De term doorhaling of royement dateert uit de periode van vóór 1 januari 1992 en betrof het trekken van een schuine streep door een waardeloze inschrijving in het openbaar register. Deze handelwijze had onder het oude recht betekenis omdat de waardeloosheid van een hypotheek of beslag aan de bewaarder werd kenbaar gemaakt met een zogenaamd portefeuillestuk dat niet werd ingeschreven in het openbaar register. Door in het openbaar register een streep te trekken en te verwijzen naar het portefeuillestuk kon de bewaarder zorgen dat…