Ambtshalve aanslag op basis van een redelijke schatting vastgesteld
Samenvatting
Belanghebbende heeft, ondanks een verzoek daartoe, geen aangifte IB/PVV 2007 ingediend. De inspecteur legt ambtshalve een aanslag op. De nadien door belanghebbende ingediende aangifte wordt door de inspecteur aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de aanslag. Het hof oordeelt allereerst dat belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft gedaan. De later ingediende aangifte kan niet als aangifte worden aangemerkt. De inspecteur heeft de aanslag terecht met de sanctie omkering en verzwaring van de bewijslast vastgesteld. Het hof is voorts van oordeel dat de inspecteur, bij afweging van de in aanmerking komende belangen, de aanslag op basis van een redelijke schatting heeft vastgesteld. Belanghebbende heeft niet overtuigend aangetoond dat de aanslag onjuist is.
Commentaar
In eerste aanleg heeft de rechtbank de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast op de grond dat niet de vereiste aangifte is gedaan, niet toegepast. De inspecteur had zich pas één dag voor de zitting in een brief aan de rechtbank en de gemachtigde op die sanctie beroepen. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt dat indien de rechter overweegt te beslissen dat de bewijslast moet worden omgekeerd en de inspecteur daarover niets heeft gesteld, een goede procesorde meebrengt dat de rechter die beslissing niet neemt dan nadat hij de belanghebbende in de gelegenheid heeft gesteld zich daaromtrent uit te laten (vgl. HR 9 december 2005, nr. 40.817, NTFR 2005/1716). Omdat belanghebbende en zijn gemachtigde niet ter zitting waren verschenen en de rechtbank niet kon uitsluiten dat het stuk van de inspecteur hen niet tijdig had bereikt, heeft de rechtbank de omkering achterwege gelaten. De rechtbank kwam vervolgens…