Naar de inhoud

Art. - De preventieve last nader beschouwd

De Algemene wet bestuursrecht voorziet in artikel 5:7 in de mogelijkheid om, in situaties waarin het gevaar voor overtreding ‘klaarblijkelijk dreigt’, preventief handhavend op te treden. In de praktijk bestaat verwarring over de vraag voor welke situaties de oplegging van een preventieve last zich leent. Zo is het onderscheid tussen het opleggen van een preventieve last ter voorkoming van het begaan van een overtreding en het opleggen van een reguliere last ter voorkoming van herhaling van een overtreding niet altijd helder. Ook bestaat discussie over de vraag wanneer het gevaar voor de overtreding ‘klaarblijkelijk’ dreigt.

In dit artikel wordt ingegaan op deze twee onderwerpen. Daarbij wordt aangegeven waarop het bestuursorgaan bedacht moet zijn als wordt overgegaan tot het opleggen van een preventieve last onder dwangsom.

1. Inleiding

Het afgelopen jaar heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) een tweetal uitspraken gewezen waarin de hiervoor genoemde onderwerpen uitdrukkelijk aan bod komen. Het betreft de uitspraak van 6 april 20161 en de uitspraak van 13 april 2016.2 In dit artikel zullen wij deze uitspraken nader belichten. Daarbij zullen wij concreet aangeven waarop het bestuursorgaan, gelet op deze uitspraken, bedacht moet zijn als wordt overgegaan tot het opleggen van een preventieve last onder dwangsom.

2. Onderscheid reguliere en preventieve herstelsanctie

De preventieve last onder dwangsom (of bestuursdwang) moet worden onderscheiden van de reguliere last onder dwangsom (of bestuursdwang), strekkende tot het voorkomen van herhaling van een overtreding. Dit onderscheid kwam in de uitspraak van 6 april 2016 aan de orde.

De staatssecretaris heeft aan een stichting een preventieve last onder dwangsom…