Art. - Nietigheid van elk beding ex art. 12 WCAO na Teunissen/Welter: iets nieuws onder de zon?
Het komt regelmatig voor dat werkgever en werknemer bij individuele arbeidsovereenkomst (al dan niet bewust) afwijken van hetgeen is bepaald in de op hen van toepassing zijnde cao.1 Dit kan verregaande gevolgen hebben. In art. 12 WCAO (en art. 3 lid 1 WAVV) is immers bepaald dat ‘elk beding’ strijdig met de cao nietig is. Het gevolg is dat de bepalingen in de individuele arbeidsovereenkomst strijdig met de cao nietig zijn en daarvoor in de plaats de cao-bepalingen gelden. In het op 24 april 2009 gewezen arrest Teunissen/Welter stond (wederom) de vraag centraal hoe strikt de term ‘elk beding’ in art. 12 WCAO dient te worden uitgelegd. De Hoge Raad lijkt bij een vluchtige lezing van het arrest zijn eerdere rechtspraak (Boonen/Quicken2) te bevestigen. Bij nauwkeuriger lezing lijkt de Hoge Raad in het arrest Teunissen/Welter echter andere accenten te leggen dan in het arrest Boonen/Quicken. In deze bijdrage wordt onderzocht of en in hoeverre de Hoge Raad zijn koers is gaan verleggen. In antwoord op deze vraag zal allereerst het arrest Teunissen/Welter worden besproken (par. 2). Vervolgens zal uitvoerig het eerder gewezen arrest Boonen/Quicken alsmede de reacties op dat arrest worden uiteengezet (par. 3 en 4). Daarna wordt uiteengezet hoe Teunissen/Welter ons inziens in het licht van Boonen/Quicken moet worden uitgelegd (par. 5).
Open PDF