Art. - Opheffing beslag via artikel 223 Rv
Hoewel meestal opheffing van een conservatoir beslag in kort geding wordt gevorderd, is het ook mogelijk om een vordering tot opheffing van zo een beslag middels een incidentele vordering in de aanhangige bodemprocedure in te stellen. Artikel 223 Rv bepaalt, dat tijdens een aanhangig geding iedere partij een voorlopige voorziening kan vorderen. Deze vordering moet samenhangen met de hoofdvordering, aldus het tweede lid van genoemde wetsbepaling. In dit artikel worden de voor- en nadelen van zo een incidentele vordering tot opheffing van een conservatoir beslag besproken in vergelijking met het instellen van zo een vordering in een gewoon kort geding.
Kosten en beproeven schikking
Een eerste voordeel is dat het instellen van de incidentele vordering qua kosten voordeliger is. Zo wordt er geen (extra) vastrecht geheven, nu er niet sprake is van een separate procedure. Ook een eventuele kostenveroordeling bij afwijzing van de incidentele vordering is in de regel lager dan een kostenveroordeling in kort geding.
Een voordeel kan ook zijn, dat een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv in de regel voor dezelfde rechter komt als in de bodemprocedure. Zo kan er worden aangesloten bij hetgeen in de bodemprocedure al aan de orde is geweest, maar bovendien geeft het een interessante mogelijkheid voor het beproeven van een schikking. Wanneer dadelijk na het uitbrengen van de dagvaarding op een eerste rolzitting een incidentele vordering wordt ingesteld en er een mondelinge behandeling volgt, dan zal er dus voordat er ten gronde van antwoord is geconcludeerd materieel sprake kunnen zijn van een comparitie.
De duur van het geding
In tegenstelling tot het kort geding geldt voor de incidentele vordering op de voet van artikel 223 Rv de…