Bebouwingswijziging en gemeentelijke erfpacht: let op uw zaak
Samenvatting
De gemeente verlangt op grond van erfpachtvoorwaarden een bepaalde verhoging van de erfpachtcanon bij het realiseren van een bebouwingswijziging door de erfpachter. Deze bijdrage geeft een criterium waaraan moet zijn voldaan wil zo’n verhoging kunnen plaatsvinden.
Tekst
1. De gemeente Amsterdam (hierna te noemen: de gemeente) heeft in 1990 een perceel grond in erfpacht uitgegeven onder de Algemene Bepalingen voor voortdurende erfpacht van 1966 (hierna te noemen: AB 1966). Artikel 3 van de AB 1966 ziet op de wijziging van de erfpachtcanon en erfpachtvoorwaarden en het zesde lid luidt als volgt:
-
‘Herziening van de voorwaarden en van de canon kan voorts worden gevorderd, indien verandering in het gebruik van de grond en de opstallen en/of in het op de grond gebouwde krachtens vergunningen, als bedoeld in artikel 6 onder a en b, daartoe naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders aanleiding geeft (...)’.
Artikel 6 aanhef en onder b van de AB 1966 gaat over verbodsbepalingen en luidt als volgt:
-
‘Het is de erfpachter niet geoorloofd: (...) in het op de grond gebouwde verandering te brengen, zonder voorafgaande schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders’.
2. In 1996 heeft een erfpachter een bouwaanvraag ingediend tot uitbreiding van de woning met een dakopbouw van ongeveer 35 m2 bruto vloeroppervlak. De op grond van artikel 40 van de Woningwet verlangde bouwvergunning is door de gemeente in 1997 verleend.
De gemeente laat in 1997 aan de erfpachter weten dat de bebouwingswijziging aanleiding geeft tot een verhoging van de canon met ƒ 982 per jaar, welk bedrag in 1998 door de gemeente wordt gecorrigeerd tot ƒ 522 per jaar. Dit voorstel is…