Begrip 'boekjaar' van de herzieningsregels is het door de ondernemer gehanteerde boekjaar
Samenvatting
Aan belanghebbende is op 1 november 2001 een kantoorpand opgeleverd, dat in haar opdracht was gebouwd. Zij heeft dit pand direct vrijgesteld verhuurd. Dit had een integratieheffing tot gevolg. De ter zake hiervan verschuldigde OB heeft belanghebbende op aangifte voldaan. Het boekjaar van belanghebbende was tot 2001 een kalenderjaar. Op 24 december 2001 heeft zij het toen lopende boekjaar verlengd tot 1 november 2002. Op 24 april 2002 heeft belanghebbende het kantoorpand aan een derde geleverd. De ter zake van deze levering verschuldigde OB heeft belanghebbende op aangifte voldaan. De OB ter zake van de integratieheffing heeft belanghebbende herzien door een groot deel daarvan in aftrek te brengen. De inspecteur heeft deze aftrek gecorrigeerd en een boete opgelegd. Het geschil ziet op de uitleg van het begrip 'boekjaar' als bedoeld in de herzieningsregels. Hof Arnhem heeft geoordeeld dat hieronder een periode van twaalf maanden moet worden verstaan. De Hoge Raad deelt die visie niet. Volgens de Hoge Raad is het begrip boekjaar een niet voor tweeërlei uitleg vatbaar begrip, te weten de periode waarover een onderneming financiële verslaglegging uitbrengt. Van die betekenis moet worden uitgegaan. Voor de toepassing van de herzieningsregels moet derhalve tot uitgangspunt worden genomen het boekjaar zoals dit door de ondernemer wordt bepaald, ook indien dit niet samenvalt met een kalenderjaar of in een bepaald geval incidenteel op een kortere dan wel langere periode dan twaalf maanden is gesteld.
Het hof heeft voorts, hoewel de inspecteur in zijn hoger beroep geen grieven had aangevoerd tegen de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de boete, de boetebeschikking op grond van de wettelijke fictie van art. 27h, …