Beleid open fonds voor gemene rekening openbaar
Samenvatting
In reactie op een WOB-verzoek zijn door de Belastingdienst twee documenten vrijgegeven over het beleid inzake de beoordeling of een open fonds voor gemene rekening (open FGR) aan de voorwaarden van art. 2, lid 3, Wet VPB 1969 voldoet. Het eerste vrijgegeven document betreft een memo van 26 januari 2015, afkomstig van de kennisgroep Belastingplicht en Kwalificatie Rechtsvormen. In de memo komen de volgende punten aan bod:
Afhankelijk van de inhoud van de fondsovereenkomst, de feitelijke gedragingen van betrokken partijen en overige feiten en omstandigheden kan het fonds civielrechtelijk geduid worden als een personenvennootschap (maatschap, vof of cv). In dat geval is er geen sprake van een VPB-plichtig open FGR in de zin van art. 2, lid 1, onderdeel f, Wet VPB 1969. Vereist is dat er sprake is van een overeenkomst sui generis, een onbenoemde overeenkomst. Het risico wordt gesignaleerd dat het fonds kwalificeert als maatschap. Dat is het geval als uit de fondsovereenkomst de wil van de participanten tot samenwerken op voet van gelijkheid blijkt. In het midden blijft wanneer de kennisgroep meent dat daarvan sprake is.
De voorwaarde ‘voor gemene rekening’ houdt in dat minimaal twee participanten zijn vereist en dat iedere participant gelden of andere activa inbrengt. Een open FGR dat niet gericht is op of ingericht is om meerdere participanten te hebben is niet mogelijk. Als echter alle vrij verhandelbare participaties in één hand komen, heeft dat niet direct tot gevolg dat het open fonds besloten wordt. Als de participanten in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, is er geen sprake van ‘voor gemene rekening…