Certificering van Aandelen - 08 Decertificering
8.1 (Beperkt) royeerbare en niet-royeerbare certificaten
In de administratievoorwaarden kan vastgelegd worden of de certificaten volledig royeerbaar, beperkt royeerbaar of niet-royeerbaar zijn. Dit ziet op de ‘inwisselbaarheid’ van certificaten tegen de onderliggende aandelen.1 Zijn de certificaten volledig royeerbaar, dan kan de certificering op ieder moment beëindigd worden, waarop de aandelen aan de voormalig certificaathouder worden overgedragen. Hierbij blijft een eventuele blokkeringsregeling overigens van toepassing. Zijn zij niet-royeerbaar, dan bestaat deze mogelijkheid in het geheel niet. Wanneer de certificering enkel kan worden beëindigd – met daaropvolgend de overdracht van de onderliggende aandelen aan de certificaathouder – wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan, dan zijn de certificaten beperkt royeerbaar.2 Wanneer in de administratievoorwaarden niets bepaald wordt over de royeerbaarheid van certificaten, dan zijn zij volledig royeerbaar.3
De term ‘inwisselen’ van certificaten is onzes inziens niet goed gekozen. Wanneer certificaten volledig royeerbaar zijn, kan de certificaathouder er voor kiezen zijn certificaten te laten vervallen en de aandelen overgedragen te krijgen. De onderliggende aandelen kunnen in bepaalde gevallen namelijk een hogere waarde hebben dan de certificaten, onder andere omdat aan de aandelen stemrecht verbonden kan zijn. Certificaathouders kunnen er echter ook de voorkeur aan geven hun certificaten te behouden, in plaats van de onderliggende aandelen te verkrijgen. Bepaalde aandelen zijn bijvoorbeeld minder goed verhandelbaar dan de daaraan verbonden certificaten.4
8.2 Doorbreking van certificering
Vaak wordt in de administratievoorwaarden vastgelegd dat certificaten niet of beperkt royeerbaar zijn, of dat het administratiekantoor naar eigen inzicht een verzoek tot decertificering kan afwijzen. Het niet-royeerbaar maken van certificaten is volgens de Hoge Raad in zijn algemeenheid niet maatschappelijk onaanvaardbaar.5 Van den Ingh heeft onzes inziens terecht geopperd dat decertificering in bepaalde gevallen aan het administratiekantoor kan worden opgedrongen, zelfs wanneer de administratievoorwaarden bepalen dat het administratiekantoor zelf kan beslissen of het een dergelijk verzoek toe- of afwijst.6 In bepaalde gevallen (die zelden zullen voorkomen!) kan toepassing van een dergelijk beding in de administratievoorwaarden namelijk in de dan gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn (artikel 6:248 BW). In dit verband oordeelde de Hoge Raad dat certificaten, waarvan de decertificering uitdrukkelijk was uitgesloten, toch op verzoek van de certificaathouder moesten worden gedecertificeerd. Zulks was aan de orde toen in de recitals bij de constructie werd overwogen dat het doel was het bereiken van een ‘single voice’ van aandeelhouders op de algemene vergadering, terwijl een van de certificaathouders alle andere certificaathouders had uitgekocht, zodat ook na decertificering er sprake was van een ‘single voice’, maar nu niet van het bestuur van het administratiekantoor, maar van de aandeelhouder.7