Naar de inhoud

Commentaar op Aanbestedingswet 2012 art. 2.18 (Aanbestedingsrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 04-10-2016 door mr. S.C. Brackmann en mr. J.C. Verlinden-Bijlsma

Artikel 2.18 Tekst van de hele regeling

1.

Indien een voorgenomen werk of een voorgenomen aankoop van diensten kan leiden tot overheidsopdrachten die in afzonderlijke percelen worden geplaatst, neemt de aanbestedende dienst de geraamde totale waarde van deze percelen als grondslag.

2.

Indien de samengestelde waarde van de percelen, bedoeld in het eerste lid, gelijk is aan of groter is dan het in de artikelen 2.1, 2.2, 2.3 of 2.6a bedoelde bedrag, is het bij of krachtens deel 2 van deze wet bepaalde van toepassing op de plaatsing van elk perceel.

3.

Het tweede lid is niet van toepassing op:

  1. overheidsopdrachten voor werken waarvan de geraamde waarde niet meer bedraagt dan € 1 000 000, exclusief omzetbelasting,

  2. overheidsopdrachten voor diensten waarvan de geraamde waarde niet meer bedraagt dan € 80 000, exclusief omzetbelasting,

mits de totale geraamde waarde van de onder a of b bedoelde percelen gezamenlijk niet meer bedraagt dan 20% van de totale waarde van alle percelen.

A: Inleiding

Dit artikel reguleert de berekening van de waarde van voorgenomen opdrachten voor werken en/of diensten die de aanbestedende dienst in percelen heeft verdeeld. Uitgangspunt is dat de waarde van alle percelen gezamenlijk bepalend is voor de wijze van aanbesteden van de afzonderlijke percelen. Lid 3 van het artikel biedt de aanbestedende dienst de mogelijkheid om voor de plaatsing van een of meerdere percelen van de voorgenomen opdracht af te wijken van het aanbestedingsregime dat op grond van de waarde van alle percelen gezamenlijk is voorgeschreven. Aan de hand van de waarde van het uit te zonderen perceel of de uit te zonderen percelen, en het aandeel van het betreffende perceel of de betreffende percelen in het geheel van de voorgenomen opdracht, kan de aanbestedende dienst afwijken van het voorgeschreven aanbestedingsregime, door die percelen anders dan Europees aan te besteden.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.

C: Kernproblematiek

De aanbestedende dienst kan besluiten om verschillende onderdelen van een voorgenomen werk of een voorgenomen dienst die elk afzonderlijk een overheidsopdracht vormen, via één aanbestedingsprocedure in de markt te plaatsen. Elke afzonderlijke opdracht plaatst hij dan in één perceel. Op die wijze kan de aanbestedende dienst verschillende opdrachten, die met elkaar samenhangen doordat zij één project vormen, door middel van verschillende percelen op de markt plaatsen. Dat kan leiden tot lagere transactiekosten voor de aanbestedende dienst.1

De wettekst van dit artikel zoals deze luidde voor 1 juli 2016 stelde – evenals de tekst in artikel 9 lid 5 sub a van de ingetrokken Europese Richtlijn 2004/18/EG – als voorwaarde dat alle percelen die onderdeel uitmaakten van het aan te besteden project gelijktijdig op de markt moesten worden geplaatst. Het met artikel 9 lid 5 sub a oude richtlijn corresponderende artikel 5 lid 8 in de nieuwe Europese Richtlijn 2014/24/EU vermeldt niet meer dat alle percelen gelijktijdig op de markt dienen te worden geplaatst. In navolging daarvan is de term ‘gelijktijdig’ ook in artikel 2.18 van de per 1 juli 2016 gewijzigde Aanbestedingswet 2012 geschrapt. De (overwegingen bij) de Europese richtlijn en/of de (memorie van toelichting bij de) wet, noch de (Europese) jurisprudentie bieden een (expliciete) verklaring voor de schrapping van de term. Het is onduidelijk of hiermee is bedoeld dat de plaatsing van de percelen niet gelijktijdig meer hoeft te gebeuren of dat het woord gelijktijdig overbodig werd geacht met het oog op artikel 46 Richtlijn 2014/24/EU, dat geïmplementeerd is in artikel 2.10 (welk artikel reeds gelijktijdige bekendmaking impliceert doordat het de aanbestedende dienst verplicht bij aanvang van de aanbestedingsprocedure, in de aankondiging, te vermelden of inschrijvingen mogen worden ingediend voor één of meer percelen).

Lid 1 van het artikel bepaalt dat de geraamde waarde van het voorgenomen werk dat of de voorgenomen dienst die de aanbestedende dienst door middel van één aanbestedingsprocedure bestaande in meerdere percelen in de markt wenst te zetten, de totale geraamde waarde omvat van alle van de opdracht deel uit te maken percelen gezamenlijk. De geraamde waarde wordt dus bepaald door de samengestelde waarde van alle percelen waarin de aanbestedende dienst het project verdeelt.

Indien de totale waarde van alle percelen gezamenlijk, zoals lid 1 van het artikel bepaalt, gelijk is aan of groter is dan de toepasselijke drempelwaarde van het voorgenomen werk of de voorgenomen dienst, dan is dat project Europees aanbestedingsplichtig. Dat houdt in dat elk perceel zelfstandig of met één of meer percelen tezamen Europees aanbesteed dient te worden. Lid 2 verwijst daarbij naar de artikelen 2.1, 2.2, 2.3 en 2.6a van de wet. Die artikelen verwijzen op hun beurt naar de toepasselijke drempelbedragen voor werken, diensten, alsmede sociale en andere specifieke diensten die vermeld worden in de Europese Richtlijn 2014/24/EU. Indien de geraamde waarde van het project gelijk is aan of groter is dan de drempelwaarde die geldt voor dat voorgenomen werk of die voorgenomen dienst, dan is hoofdstuk 2 van de wet van toepassing. Op grond van hoofdstuk 2 van de wet moet de aanbestedende dienst het werk dat of de dienst die verdeeld is in verschillende percelen, via een Europese aanbestedingsprocedure in de markt plaatsen.

Op grond van lid 3 van het artikel heeft de aanbestedende dienst de mogelijkheid om een of meer percelen niet Europees aan te besteden. Die percelen mag de aanbestedende dienst anderszins gunnen, bijvoorbeeld via een enkelvoudige of meervoudig onderhandse aanbestedingsprocedure of nationale aanbestedingsprocedure. In dat geval moet de aanbestedende dienst artikel 1.4 van de wet in acht nemen.

Indien de geraamde waarde van een van de percelen dat betrekking heeft op een werk, niet meer bedraagt dan € 1.000.000 exclusief omzetbelasting, dan valt dat perceel in beginsel onder de uitzonderingsmogelijkheid. De aanbestedende dienst mag alle percelen die aan deze eisen voldoen, ingevolge sub a van lid 3 van het artikel, anders dan door middel van de Europese aanbestedingsprocedure in de markt zetten. Hierbij geldt de voorwaarde dat de totale geraamde waarde van de percelen die de aanbestedende dienst onder de uitzonderingsmogelijkheid laat vallen, gezamenlijk niet meer dan 20 procent van de totale waarde van alle percelen van de opdracht beslaat. Indien de geraamde waarde van de uitgezonderde percelen meer dan 20 procent van de geraamde waarde van het totale project bedraagt, dan moet de aanbestedende dienst kiezen op welke percelen hij de uitzonderingsmogelijkheid toepast. De percelen die op basis van hun waarde zijn uitgesloten van de Europese aanbestedingsplicht, doch buiten de 20-procentsnorm vallen op basis van de keuze die de aanbestedende dienst tussen de percelen maakt, dienen wel Europees te worden aanbesteed.

Indien de geraamde waarde van een van de percelen, dat betrekking heeft op diensten, niet meer bedraagt dan € 80.000 exclusief omzetbelasting, dan valt dat perceel in beginsel onder de uitzonderingsmogelijkheid. Alle percelen die aan deze eis voldoen, zijn op grond van sub b van lid 3 van het artikel in beginsel uitgezonderd van de Europese aanbestedingsplicht. Ook voor deze uitzondering geldt de voorwaarde dat de totale geraamde waarde van de percelen die onder de uitzonderingsmogelijkheid vallen, gezamenlijk niet meer dan 20 procent van de totale waarde van alle percelen van de opdracht beslaat.

1
Gids Proportionaliteit, 1e herziening april 2016, paragraaf 3.3.2, p. 24.

D: Jurisprudentie uitgebreid

Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Aanbestedingswet 2012 artikel 2.18.

F: Literatuurverwijzing

Bij dit artikel is nog geen belangrijke literatuur aanwezig.