Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 2 art. 362 (OR-algemeen)


Commentaar is bijgewerkt tot 19-11-2017 door prof. mr. H. Beckman

Artikel 362 Tekst van de hele regeling

1.

De jaarrekening geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat, alsmede voor zover de aard van een jaarrekening dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de rechtspersoon. Indien de internationale vertakking van zijn groep dit rechtvaardigt kan de rechtspersoon de jaarrekening opstellen naar de normen die in het maatschappelijk verkeer in een van de andere lidstaten van de Europese Gemeenschappen als aanvaardbaar worden beschouwd en het in de eerste volzin bedoelde inzicht geven.

2.

De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het vermogen en zijn samenstelling in actief- en passiefposten op het einde van het boekjaar weer. De balans mag het vermogen weergeven, zoals het wordt samengesteld met inachtneming van de bestemming van de winst of de verwerking van het verlies, of, zolang deze niet vaststaat, met inachtneming van het voorstel daartoe. Bovenaan de balans wordt aangegeven of daarin de bestemming van het resultaat is verwerkt.

3.

De winst- en verliesrekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het resultaat van het boekjaar en zijn afleiding uit de posten van baten en lasten weer.

4.

Indien het verschaffen van het in lid 1 bedoelde inzicht dit vereist, verstrekt de rechtspersoon in de jaarrekening gegevens ter aanvulling van hetgeen in de bijzondere voorschriften van en krachtens deze titel wordt verlangd. Indien dit noodzakelijk is voor het verschaffen van dat inzicht, wijkt de rechtspersoon van die voorschriften af; de reden van deze afwijking wordt in de toelichting uiteengezet, voor zover nodig onder opgaaf van de invloed ervan op vermogen en resultaat.

5.

De baten en lasten van het boekjaar worden in de jaarrekening opgenomen, onverschillig of zij tot ontvangsten of uitgaven in dat boekjaar hebben geleid.

6.

De jaarrekening wordt vastgesteld met inachtneming van hetgeen omtrent de financiële toestand op de balansdatum is gebleken tussen het opmaken van de jaarrekening en de algemene vergadering waarin zij wordt behandeld, voor zover dat onontbeerlijk is voor het in lid 1 bedoelde inzicht. Blijkt nadien dat de jaarrekening in ernstige mate tekortschiet in het geven van dit inzicht, dan bericht het bestuur daaromtrent onverwijld aan de leden of aandeelhouders en deponeert een mededeling daaromtrent bij het handelsregister; bij de mededeling wordt een accountantsverklaring gevoegd, indien de jaarrekening overeenkomstig artikel 393 is onderzocht. Een rechtspersoon waarvan effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht wordt geacht te hebben voldaan aan de verplichting om de mededeling, bedoeld in tweede volzin, te deponeren bij het handelsregister, indien zij de mededeling op grond van artikel 5:25m, vijfde lid, van die wet heeft toegezonden aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten.

7.

Indien de werkzaamheid van de rechtspersoon of de internationale vertakking van zijn groep dat rechtvaardigt, mag de jaarrekening of alleen de geconsolideerde jaarrekening worden opgesteld in een vreemde geldeenheid. De posten worden in de Nederlandse taal omschreven, tenzij de algemene vergadering tot het gebruik van een andere taal heeft besloten.

8.

Een rechtspersoon kan de jaarrekening opstellen volgens de door de International Accounting Standards Board vastgestelde en door de Europese Commissie goedgekeurde standaarden, mits de rechtspersoon daarbij alle voor hem van toepassing zijnde vastgestelde en goedgekeurde standaarden toepast. Een rechtspersoon die de geconsolideerde jaarrekening opstelt volgens deze titel, kan niet de enkelvoudige jaarrekening opstellen volgens de vastgestelde en goedgekeurde standaarden. Een rechtspersoon die de geconsolideerde jaarrekening opstelt volgens de in de eerste zin van dit lid genoemde standaarden, kan in de enkelvoudige jaarrekening de waarderingsgrondslagen toepassen die hij ook in de geconsolideerde jaarrekening heeft toegepast.

9.

De rechtspersoon die de jaarrekening opstelt volgens de in lid 8 bedoelde standaarden, past van deze titel slechts de afdelingen 7 tot en met 10 en de artikelen 362, lid 6, een na laatste volzin, lid 7, laatste volzin en lid 10, 365 lid 2, 373, 379 leden 1 en 2, 380b, onderdeel d, 382, 382a, 383, 383b tot en met 383e, 389 leden 8 en 10, en 390 toe. Banken passen tevens artikel 421 lid 5 toe. Verzekeraars passen tevens artikel 441 lid 10 toe.

10.

De rechtspersoon vermeldt in de toelichting volgens welke standaarden de jaarrekening is opgesteld.

A: Inleiding

Dit wetsartikel vormt één van de drie algemene bepalingen omtrent de jaarrekening. Met name artikel 2:362 lid 1, eerste volzin BW wordt wel het kapstokartikel genoemd, de bepaling over het wettelijk vereiste inzicht. Tevens worden verschillende jaarrekeningstelsels als mogelijkheden in dit artikel aangewezen.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 362.

C: Kernproblematiek

C.1: Getrouw beeld (lid 1, eerste volzin en leden 2-4)

Artikel 2:362 BW heeft betrekking op de jaarrekening zoals omschreven in artikel 2:361 lid 1 BW. Hieruit volgt dat artikel 2:362 BW betreft de enkelvoudige jaarrekening en als een geconsolideerde jaarrekening wordt opgesteld, tevens de geconsolideerde jaarrekening zowel in de opgemaakte vorm als in de vastgestelde vorm (artikel 2:361 lid 3 BW).

De jaarrekening dient een getrouw beeld te geven van het resultaat, het vermogen en de financiële positie. Deze zogenoemde doelbepaling is universeel en opgenomen in de Vierde EEG-richtlijn (enkelvoudige jaarrekening) en in de Zevende EEG-richtlijn (geconsolideerde jaarrekening). Deze richtlijnen zijn in 2013 ingetrokken en opgevolgd door Richtlijn 2013/34/EU. In de laatste richtlijn is het getrouw beeldvereiste in gelijke bewoordingen opgenomen. Het getrouw beeldvereiste wordt in deze of nagenoeg gelijke bewoordingen bijna overal aangetroffen, ook in de standaarden van de IASB.

Alleen in de Nederlandse wetgeving worden van het unitaire recht afwijkende bewoordingen aangetroffen. Deze bewoordingen zijn terug te voeren op de oude Nederlandse jaarrekeningwetgeving die gold van 1971 tot 1984 (banken en verzekeraars: tot 1985). In Richtlijn 2013/34/EU, evenals trouwens in standaarden van de IASB is de benadering dat het voldoen aan de voorschriften een getrouw beeld oplevert en dat voor zover dat toch niet het geval is, zodanig aanvullende informatie moet worden verschaft dat dit getrouwe beeld wordt gegeven. Slechts in exceptionele omstandigheden moet van een bepaling worden afgeweken indien de naleving ervan niet leidt tot een getrouw beeld.

De Nederlandse wetgever heeft de eis van het getrouwe beeld met aanvullende en soms derogerende werking opgenomen in artikel 2:362 lid 1, eerste volzin en leden 2-4 BW. In lid 1 is het wettelijke inzichtvereiste opgenomen onder de clausule ‘normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd’. Bij de vaststelling van deze normen zijn, gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling, de particuliere richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ-richtlijnen) mede van belang (NJ 2006, 241).

De eisen omtrent getrouwheid, stelselmatigheid en duidelijkheid ter zake van de balans en de winst-en-verliesrekening zijn opgenomen in de leden 2-3. De leden 2-3 betreffen de rechtspersoon. Doordat onderdeel van de jaarrekening is de geconsolideerde jaarrekening, althans indien deze wordt opgesteld, hebben zij ook betrekking op de geconsolideerde jaarrekening als omschreven in artikel 2:405 lid 1 BW. Deze geconsolideerde jaarrekening zelf moet voor het geheel van de geconsolideerde maatschappijen het in artikel 2:362 lid 1 BW bedoelde inzicht geven (artikel 2:405 lid 2 BW). De toepassing op de geconsolideerde jaarrekening blijkt overigens ook uit artikel 2:410 lid 1 BW.

Dat het wettelijk vereiste inzicht kan nopen tot aanvullende informatie op hetgeen in de bijzondere voorschriften wordt verlangd resp. tot afwijking van hetgeen in de bijzondere voorschriften is voorgeschrevenblijkt uit lid 4, eerste volzin resp. lid 4, tweede volzin (een en ander blijkt voor de geconsolideerde jaarrekening ook nog eens uit artikel 2:410 lid 1 BW). Onder bijzondere voorschriften van Titel 9 worden verstaan de bepalingen vanaf artikel 2:364 BWen de krachtens Titel 9 uitgevaardigde voorschriften. Bij de noodzaak tot afwijking is in de Nederlandse wetgeving ten onrechte weggelaten dat zulks alleen geoorloofd is ‘in uitzonderlijke gevallen’. Dit heeft geleid tot de niet met Richtlij 2013/34/EU sporende Nederlandse opvatting dat de eis van het getrouwe beeld een zodanig overkoepelende bepaling is dat vrij gemakkelijk van de wet kan worden afgeweken.

C.2: Getrouw, stelselmatig en duidelijk (leden 2 en 3)

De eis van getrouwheid impliceert dat niet te hoog en niet te laag mag worden gewaardeerd. De eis van stelselmatigheid omvat gelijktijdige stelselmatigheid (soortgelijke posten moeten gelijk worden behandeld), volgtijdelijke stelselmatigheid (een bestendige gedragslijn in de tijd) en balanscontinuïteit. De eis van duidelijkheid wordt in belangrijke mate al gediend door het bepaalde in en krachtens artikel 2:363 BW.

C.3: Toerekeningsbeginsel (lid 5)

De jaarrekening gaat niet uit van het kasstelsel, maar van het baten-en-lastenstelsel. Daarin geldt dat baten en lasten worden verantwoord ongeacht het tijdstip van ontvangst en uitgave.

C.4: Gebeurtenissen na de balansdatum (lid 6)

De jaarrekening moet worden opgemaakt met inachtneming van ehtgeen omtrent de financiële toestand op de balansdatum vóór het opmaken van de jaarrekening bekend is geworden.

Indien na het opmaken van de jaarrekening en vóór het vaststellen van de jaarrekening aangelegenheden omtrent de financiële toestand per de balansdatum bekend zijn geworden, moet hiermee alsnog rekening worden gehouden voor zover onontbeerlijk voor het door de wet vereiste inzicht. Zonodig moet aan de algemene vergadering om uitstel worden gevraagd ten einde tot een nieuw opgemaakte jaarrekening te komen. Dit uitstel is niet mogelijk indien het gaat om NV’s en BV’s die uitgevende instelling zijn waarvan effecten zijn toegelaten to de handel op de gereglementeerde markt als bedoeld in de Wft behoudens toepassing van artikel 5:25g lid 2 of 3 Wft (zie hierover artt. 2:101 en 2:210 BW) met Nederland als lidstaat van herkomst. De uitgevende instelling moet in die situatie onverwijld een document algemeen verkrijgbaar stellen waaruit de feiten of omstandigheden blijken die onontbeerlijk zijn voor een verantwoorde ordeelsvorming (art. 5:25e lid 7 Wft).

Als nadat de jaarrekening is vastgesteld, blijkt dat de jaarrekening in ernistige mate tekortschiet in het geven van het in artikel 2:362 lid 1, eerste volzin BW bedoelde inzicht (zie C.1), moet het bestuur aandeelhouders of leden onverwijld informeren en moet daaromstrent een mededeling worden neergelegd ten kantore van het handelsregister met een accoutantsverklaring indien de jaarrekening overeenkomstig artikel 2:393 BW is onderzocht. Dit informeren en deponeren van de mededeling betekent niet dat daarmee de vaststelling van de jaarrekening ongedaan is gemaakt. Het bericht en de te deponeren mededeling bevatten de gegevens betreffende het in ernstige mate tekortschieten van de jaarrekening. Een pro forma verbeterende jaarrekening treedt niet in de plaats van de vastgestelden jaarrekening; de onjuistheden moeten worden gecorrigeerd in de eerstvolgende jaarrekening.

Als van de rechtspersoon effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in de Wft, geldt dat deze de hiervoor genoemde mededeling op grond van artikel 5:25c lid 9 Wft onverwijld algemeen verkrijgbaar moet stellen en op grond van artikel 5:25m lid 6 Wft aan de AFM moet toezenden. Als de toezending heeft plaatsgevonden, wordt geacht aan de depotplicht ten kantore van het handelsregister te zijn voldaan, omdat de AFM binnen drie dagen na ontvangst deze mededeling moet toesturen aan het handelsregister.

In alle gevallen geldt dat de mededeling ook aan de ondernemingsraad moet worden versterkt (art. 31a lid 2 WOR).

C.5: Buitenlandse geldeenheid (lid 7)

Als de werkzaamheid van de rechtspersoon of de internationale vertakking van zijn groep dat rechtvaardigt, kan hetzij de jaarrekening, hetzij alleen de geconsolideerde jaarrekening in een andere geldeenheid dan de euro worden opgesteld. Te denken is hierbij aan een internationaal werkende Nederlandse houdstermaatschappij, een Nederlandse rechtspersoon die deel uitmaakt van een buitenlandse groep en/of aan een rechtspersoon wiens activiteiten hoofdzakelijk in vreemd geld plaatsvinden.

C.6: a Taal (lid 7)

De jaarrekening moet in de Nederlandse taal worden gesteld; de algemene vergadering heeft de bevoegdheid om te besluiten tot het gebruik van een andere taal. Dit besluit kan tot nadere herroeping worden genomen.

Indien het gaat om een uitgevende instelling waarvan effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt met Nederland als lidstaat van herkomst is er evenwel een beperking met betrekking tot de taalkeuze (art. 5:25p lid 4 Wft). In plaats van artikel 2:362 lid 7, tweede volzin BW geldt alsdan dat de te hanteren taal moet zijn: (i) als de gereglementeerde markt binnen Nederland is gelegen of functioneert, de Nederlandse of Engelse taal, (ii) als de gereglementeerde markt in een andere lidstaat (inclusief EER) is gelegen of functioneert, de door de toezichthoudende instantie aanvaarde taal of in een taal die in internationale financiële kringen gebruikelijk is, en (iii) als de gereglementeerde markt in Nederland en in een andere lidstaat (inclusief EER) is gelegen of functioneert, een Nederlandse of Engelse taal en de door de toezichthoudende instantie van die lidstaat van die andere lidstaat (inclusief EER) aanvaarde taal of een in internationale financiële kringen gebruikelijke taal (art. 5:25p leden 1-3 Wft).

In alle gevallen blijft gelden dat als de rechtspersoon een ondernemingsraad heeft ingesteld, deze recht blijft houden op een Nederlandstalig exemplaar.

C.7: Jaarrekeningregels van andere lidstaat (lid 1, tweede volzin)

In artikel 2:362 lid 1, tweede volzin BW is een rechtspersoon de bevoegdheid gegeven om als de internationale vertakking van zijn groep dat rechtvaardigt, zijn jaarrekening op te stellen (lees: in te richten) naar ‘de normen die in het maatschappelijk verkeer in een van de andere lidstaten als aanvaardbaar worden beschouwd’ en het door de Nederlandse wet vereiste inzicht geven. Deze bepaling is niet makkelijk toepasbaar omdat de woorden ‘naar de normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd’ in de andere lidstaten onbekend zijn. Meestal wordt hierom kortweg gezegd dat het gaat om de aan de Vierde en Zevende EEG-richtlijn, thans Richtlijn2013/34/EU, aangepaste nationale wetgevingen van een andere lidstaat. Niettemin blijft gelden dat aan het Nederlandse wettelijke inzichtvereiste moet zijn voldaan. Deze bepaling houdt verband met het feit dat in sommige lidstaten de verwantschap met fiscale jaarstukken nogal groot is respectievelijk niet of slechts in beperkte mate met latente belastingen rekening wordt gehouden.

Als gebruik wordt gemaakt van het jaarrekeningstelsel van een andere lidstaat, is niet duidelijk wat nog wel uit Titel 9 Boek 2 BW van toepassing is. In elk geval blijven van toepassing voor het daarin bepaalde over het bestuursverslag, de overige gegevens, de accountantscontrole en de openbaarmaking van toepassing blijven. Onzekerheid is er wel over bijvoorbeeld over een aantal ‘disclosure’-vereisten, zoals over de bezoldiging van en leningen aan bestuurders en commissarissen, over de grenzen van micro, klein en middelgroot, over de toepassing van groepsregelingen e.d. Anders dan bij keuze voor de toepassing van EU IFRS heeft de wetgever verzuimd te bepalen welke regels van toepassing blijven.

Als van de bevoegdheid tot gebruik van een ander jaarrekeningstelsel gebuik is gemaakt, moet in de toelichting worden vermeld het toepasselijke buitenlandse jaarrekeningstelsel (artikel 2:362 lid 10 BW). In het toepasselijke jaarrekeningregime zou overigens ook kunnen zijn verwezen naar het EU IFRS-regime (uiteraard in de taal van het betrokken land).

C.8: EU IFRS (leden 8-9)

Kapitaalvennootschappen als bedoeld in Richtlijn 2013/34/EU moeten op grond van Verordening (EG) 1606/2002 als van hen effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt binnen de EU (en EER) ingaande 1 januari 2005 de geconsolideerde jaarrekening inrichten volgens internationale standaarden voor jaarrekeningen. In deze Verordening zijn als internationale standaarden voor jaarrekening aangewezende door de Europese Commissie goedgekeurde en in de Nederlandse taal in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte door de Internationale Accountating Standards Board (IASB) opgestelde jaarrekeningstandaarden (IAS/IFRS) en interprepretatie daarvan. Het geheel van de door de Europese Commissie bij commissieverordening, krachtens Verordening (EG) 1606/2002, goedgekeurde IAS/IFRS met interpretaties duid ik aan als EU IFRS.

In Verordening (EG) 1606/2002 betreft de verplichte toepassing van EU IFRS de inrichting van de geconsolideerde jaarrekening van de Richtlijn 2013/34/EU aangewezen kapitaalvennootschappen wier effecten zijn toegealten tot de handel op een gereglementeerde markt binnen de EU/EER. Deze verordening geeft aan de lidstaten de bevoegdheid de toepassing van EU IFRS ook voor te schrijven of toe te laten voor de jaarrekening van de hierbedoelde kapitaalvennootschappen. Onder jaarrekening wordt verstaan hetgeen in Nederland enkelvoudige jaarrekening wordt genoemd. De Verordening geeft lidstaten ook de bevoegdheid EU IFRS voor te schrijven of toe te laten voor de geconsolideerde jaarrekening en/of de jaarrekening (in Nederlandse terminiologie: enkelvoudige jaarrekening) van de overige kapitaalvennoootschappen. De verplichte reikwijdte van EU IFRS vloeit daarom rechtstreeks uit het unitaire recht voort en behoeft dan ook geen nationale uitvoeringswetgeving. Die is wel noodzakelijk voor de gevallen dat een lidstaat de reikwijdte verruimd. De unitaire reikwijdte moet niet verward worden met hetgeen de IASB in zijn standaarden vermeld. De IASB maakt onderscheid tussen:

  1. ondernemingen die geen deelnemingen heeft in andere ondernemingen;
  2. ondernemingen met deelnemingen in geassocieerde ondernemingen en met jointventurebelangen in jointventure ondernemingen;
  3. ondernemingen met dochterondernemingen.

Ondernemingen met dochterondernemingen moeten een geconsolideerde jaarrekening opstellen. Ondernemingen die geen deelnemingen in dochterondernemingen hebben maar wel deelnemingen in geassocieerde ondernemingen en jointventurebelangen in jointventure ondernemingen moeten een jaarrekening opstellen waarin deze deelnemingen en belangen volgens de vermogensmutatiemethode ('equity method')van IAS 28 zijn verantwoord. Ondernemingen zonder dochterondernemingen, deelnemingen in geassocieerde ondernemingen en jointventurebelangen in jointventure ondernemingen moeten een jaarrekening opstellen. Daarnaast kent de IASB het begrip 'seperate financial statements'. Deze 'seperate financial statements' vormen een jaarrekening van een onderneming waarin haar deelnemingen in dochterondernemingen, deelnemingen in geassocieerde ondernemingen en jointventurebelangen in jointventure ondernemingen, met inachtneming van de vereisten van IAS 27, zijn gewaarrdeerd hetzij tegen 'kostprijs', hetzij in overeenstemming met IFRS 9 (Financiële Instrumenten), hetzij volgens de vermogensmutatiemethode ('equity method') van IAS 28. 'Seperate financial statements' worden verantwoord in aanvulling op de geconsolideerde jaarrekening of in aanvulling op de jaarrekening van een onderneming zonder dochterondernemingen maar wèl met deelneming in geassocieerde ondernemingen en/of jointventurebelangen in jointventure ondernemingen. De ondernemingen die in overeenstemming met IFRS 10.17 van consolidatie is vrijgesteld of in overeenstemming met IAS 28.17 van de vermogensmutatiemethode zijn vrijgesteld, mag mag haar 'seperate financial statements' aanmerken als haar jaarrekening. De jaarrekening van ondernemingen zonde dochterondernemingen, zonder geassocieerde ondernemingen en zonder jointventurebelangen geldt nit als 'seperate financial statements'. Als een onderneming ervoor kiest om 'seperate financial statements' op te stellen, naast de geconsolideerde jaarrekening of de jaarrekening dan wel omdat de lokale wetgeving daartoe verplicht, moet als gekozen wordt voor inrichting in overeenstemming met IAS/IFRS en bijhorende interpretaties, allen toepasselijke standaarden en interpretaties worden gehandteerd met inachtneming van IAS 27.10 waarin is bepaald dat deelnemingen in dochterondermingen, deelnemingen in geassocieerde ondernemingen en jointventurebelangen in jointventure ondernemingen moeten worden verantwoord tegen kostprijs, in overeenstemming met IFRS 9 dan wel volgens IAS 28 beschreven vermogensmutatiemethode.

De in de standaarden en interpretaties van de IASB opgenomen regels sporen niet geheel met het unitaire recht, of staan er soms haaks op. Hetzelfde geldt ten opzichte van de aan Richtlijn 2013/34/EU aangepaste wetgeving en de rechtstreekst toepassing van Verordening (EG) 1606/2002. In artikel 2:362 lid 8, eerste volzin BW is verwerkt dat de jaarrekening volgens EU IFRS kan worden ingericht. Als van deze jaarrekening geen geconsolideerde jaarekening deel uitmaakt, houdt deze bepaling in dat de enkelvoudige jaarekening, die in deze situatie samenvalt met het begrip jaarrekening (artikel 2:361 lid 1 BW), in afwijking van de aan de Richtlijn 2013/34/EU aangepaste Titel 9 Boek 2 BW, kan worden ingericht volgens EU IFRS. Dat geldt voor alle in artikel 2:360 BW genoemde rechts- en ondernemingsvormen. Is er op grond van de aan de Richtlijn 2013/34/EU aangepaste wetgeving consolidatieplcith (zie artikel 2:406 BW), dan moet van de jaarrekening een geconsolideerde jaarrekening deel uitmaken; het begrip geconsolideerde jaarekening, ontleent aan Richtlijn 2013/34/EU is omschreven in artikel 2:405 lid 1 BW. Voor kapitaalvennootschappen als aangewezen in Richtlijn 2013/34/EU moet de inrichting van de geconsolideerde jaarrekening volgens EU IFRS plaatsvinden indien zij effecten heeft die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt binnen de EU/IFRS. Dit vloeit rechtstreeks uit Verordening (EG) 1606/2002 voort. Dit brengt mee dat NV's en BV's evenals de in artikel 2:360 lid 2 BW bedoelde rechts- en ondernemingsvormen, dan geldt als van de jaarrekening een geconsolideerde jaarrekening deel uitmaakt een keuzemogelijkheid: inrichting volgens de daarvoor opgenomen bepalingen dan wel volgens EU IFRS. Wel is in artikel 2:362 lid 8, tweede volzin BW bepaald dat als de geconsolideerde jaarrekening is ingericht volgens het bepaalde in Titel 9 Boek 2 BW, inrichting van de enkelvoudige jaarrekening niet volgens Eu IFRS kan plaatsvinden. Hieruit volgt dat als de geconsolideerde jaarrekening is ingericht volgens EU IFRS, de in artikel 2:360 BW rechts- en ondernemingsvormen voor hun enkelvoudige jaarrekening de inrichtingseisen voor de enkelvoudige jaarrekening in Titel 9 Boek 2 BW vervangen door EU IFRS. Op grond van de standaarden van de IASB moeten dan alle deelnemingen volgens hetzij kostprijs hetzij volgens IFRS 9 hetzij volgens de vermogensmutatiemethode als omschreven in IAS 28 worden verantwoord. Als van de mogelijkheid tot aanpassing van de EU IFRS in de enkelvoudige jaarrekening geen gebruik wordt gemaakt, bevat artikel 2:362 lid 8, derde volzin BW een niet op Verordening (EG) 1606/2002 gebaseerde waarderingsoptie in het slot van artikel 2:362 lid 8 BW opgenomen. Deze optie biedt de mogelijkheid dat als een rechtspersoon zijn geconsolideerde jaarrekening inricht in overeenstemming met het EU IFRS, de waarderingsgrondslagen uit deze geconsolideerde jaarrekening ook te hanteren in de volgens Titel 9 Boek 2 BW ingerichte enkelvoudige jaarrekening.

In artikel 2:362 lid 9 BW is bepaald welke voorschriften uit Titel 9 Boek 2 BW van toepassing blijven indien de jaarrekening is ingericht volgens EU IFRS. Vermeld is dat van toepassing blijven de bepalingen over het bestuursverslag, de overige gegevens, accountantsonderzoeke en de openbaarmaking alsmede een aantal specifieke aangewezen wetsartikelen. Het gaat hierbij om enige voorschriften uit de algemen bepaling artikel 2:362 (lid 6, tweede uit de algemene bepaling artikel 2:362 (lid 6, tweede volzin; lid 7, tweede volzin; lid 10), enkele bepalingen die op de enkelvoudige jaarrekening betrekking hebben (artikel 2:365 lid 2; artikel 2:373; artikel 2:379 leden 1 en 2, onderdeel d; artikel 2:382; artikel 2:382a; artikel 2:383; artikelen 2:383b-2:383e; artikel 2:389 leden 8 en 10; artikel 2:390; voor banken tevens artikel 2:421 lid 5; en voor verzekeringsmaatschappijen tevens artikel 2:441 lid 10 BW).

Voor alle duidelijkheid wijs ik erop dat het bij inrichting volgens EU IFRS kan gaan om 1) een jaarrekening waarvan geen geconsolideerde jaarrekening deel uitmaakt, 2) om een jaarrekening waarvan tevens een volgens EU IFRS ingerichte geconsolideerde jaarrekening die deeluitmaakt van een jaarrekening waarin de enkelvoudige is ingericht volgens het bepaalde in Titel 9 Boek 2 BW. Op het derde geval wordt in artikel 2:363 lid 9 BW niet gedoeld omdat de specifiek aangewezen voorschriften al moeten zijn nageleefd. van de specifiek aangewezen voorschriften uit de algemen bepaling artikel 2:362 BW heeft er één geen betrekking op de jaarrekening als zodanig maar op de vereiste berichtgeving indien na de vaststelling van de jaarrekening blijkt dat deze in ernstige mate tekortschieten (lid 6, tweede volzin: zie mijn commentaar onder C.4). Wel op de jaarrekening heeft betrekking het algemene voorschrift over de taal waarin de jaarrekening moet zijn samengesteld (lid 7, tweede volzin: zie mijn commentaar onder C.5) en het algemene voorschrift over de opgaaf van het toegepaste verslaggevensregime (lid 10: zie mijn commentaar onder C.8). Van de op de enkelvoudige jaarrekening van toepassing zijnde bepalingen uit Titel 9 blijven bij inrichting volgens EU IFRS van toepassing het in artikel 2:365 lid 2 BW voorgeschrevene over de toelichting op geactiveerde kosten van ontwikkeling en de daartegenover aan te houden wettelijke reserve (het in dit lid bepaalde heeft ook betrekking op geactiveerde kosten van oprichting en aandelenuitgifte, maar die mogelijkheid is er niet onder (EU)IFRS); het in artikel 2:373 BW voorgeschrevene over de specificatie van het eigen vermogen, het verbod tot aftrek van ingekochte aandelen op het kapitaal, de aanwijziging van de wettelijke reserves, over de te hanteren koers bij een jaarrekening in andere valuta dan de euro en de op te nemen informatie indien het geplaatste kapitiaal statutair in een andere geldseenheid luidt dan waarin de jaarrekening is gesteld; het in artikel 2:379 leden 1 en 2 BW voorgeschrevene over door de rechtspersoon in de toelichting van zijn jaarrekening op te nemen informatie over door hem gehouden belangen in andere maatschappijen; de in artikel 2:380b, onderdeel d BW voorgeschreven opgaaf van het handelsregisternummer; de in artikel 2:382 BW voorgeschreven informatie over werknemers; het in artikel 2:382a BW voorgeschreveneover accountantskosten; het in de artikel 2:383, artikelen 2:383b-2:383e BW voorgeschrevene over de bezoldiging aan en leningen ten behoeve van bestuurders, voormalige bestuurders, commissarissen en voormalige commissarissen met inbegrip van optierechten (ook voor werknemers), met inachtneming voor banken het bepaalde in artikel 2:421 lid 5 BW; het in artikel 2:389 lid 8 BW voorgeschrevene bij toepassing van de in artikel 2:389 BW omschreven vermogensmutatiemethode over de wettelijke reserve omrekeningsverschillen (inclusie) valutakoersverschillen op leningen ter dekking van het valutakoersrisico van buitenlandse deelneming); het in artikel 2:389 lid 10 BW voorgeschrevene bij toepassing van de vermogensmutatiemethode over de vermelding van verschillen tussen het enkelvoudige eigen vermogen en geconsolideerde eigen vermogen resp. enkelvoudig resultaat en geconsolideerd resultaat en geconsolideerd resultaat; en het in artikel 2:390 BW voorgeschrevene over de wettelijke herwaarderingsreserve. In de situatie dat de rechtspersoon die zijn jaarrekening volgens EU IFRS inricht, een verzekeringsmaatschappij is als omschreven in artikel 2:427 BW die geldt als een verzekeraar met beperkte risico-omvang als bedoeld in artikel 1:1 Wft, moet hij in de toelichting van zijn jaarrekening tevens vermelden de op bassis van artikel 3:373c Wft vastgestelde toelichtingen op de solvabiliteit en financiële postitie. Deze voorlichtingen zijn weergegeven in artikel 134e van het mede krachtens artikel 3:73 Wft uitgevaardigde Besluit prudentiële regels Wft.

C.9: Opgaaf toepasselijke verslaggevingsstelsels (lid 10)

In de toelichting van de jaarrekening moet worden opgegeven welk verslaggevingsstelsel is toegepast: het Titel 9-stelsel, het stelsel van een andere lidstaat van de EU, Titel 9-stelsel met EU IFRS-waarderingsgrondslagen, het EU IFRS (bij rechtstreekse werking), dan wel het in Titel 9 aangewezen EU IFRS, in de van toepassing zijnde gevallen gescheiden voor de enkelvoudige jaarrekening en voor de geconsolideerde jaarrekening.

D: Jurisprudentie uitgebreid

HR 10 februari 2006, NJ 2006/241 (KPN);

voor het antwoor op de vraag of de jaarrekening het in artikel 2:362 BW vereiste inzicht geeft moet op de voet van het eerste lid worden onderzocht of zulks het geval u volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd. Bij de vaststelling daarvan zijn, gelet ook op de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling de richtlijn voor de jaarverslaglegging van de RJ van belang (...). Ingeval de rechtsperoon bij het vaststelen van de jaarrekening u gekomen tot waarderingen die met deze voorschriften stroken, kan zulks een belangrijke aanwijzing vormen dat het vereiste inzicht is verschaft.

OK 20 november 2003, «JOR» 2004/10 (Reed Elsevier);

voor de uitleg van deze wettelijke bepalingen zijn van belang – als gezaghebbende kenbronnen van de in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar te beschouwen normen – de richtlijnen voor de jaarverslaggeving van de RJ. Van geval tot geval dient te worden bezien of en in hoeverre voor de toepassing van de wettelijke bepalingen gewicht dient te worden toegekend aan enige bepaling uit de RJ-richtlijnen.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 2 artikel 362.

F: Literatuurverwijzing

  • Asser/Maeijer & Kroeze 2-I*, Rechtspersonenrecht De rechtspersoon, Deventer: Wolters Kluwer, 2015, nrs 511-516.
  • Assink, B.F. en W.J. Slagter, Compendium Ondernemingsrecht (Deel 2), negende druk, Deventer: Kluwer, 2013, § 130 en 131.
  • Beckman, H. en F. Krens (red.), Compendium voor de jaarrekening (losbl.), Deventer: Wolters Kluwer, paragrafen 3.2.3, 3.2.5, 4.1.1, 4.1.2 en 4.1.3.
  • Beckman, H., Hoofdlijnen van het jaarrekeningenrecht in Nederland, tweede druk, bewerkt door H. Beckman en E.A. Marseille, Deventer: Kluwer, 2013.
  • Buijn, F.K. en P.M. Storm, Ondernemingsrecht BV en NV in de praktijk (Deel 2), Deventer: Wolters Kluwer, 2013, § 15.3.1.
  • Groene Serie, Rechtspersonen (losbl.), Deventer: Wolters Kluwer, commentaar op art. 2:362 BW.
  • Heijden, E.J.J. en W.C.L. van der Grinten, bewerkt door P.J. Dortmond, Handboek voor de Naamloze en de Besloten Vennootschap, dertiende druk, Deventer: Kluwer, 2013, nrs. 319, 320 en 322.2 BW.
  • Kiersch, E.D.G., in: T&C Ondernemingsrecht, zevende druk, Deventer: Wolters Kluwer, 2014, aantekeningen bij art. 2:362.