Het recht van pand en het recht van hypotheek zijn beperkte rechten, strekkende om op de daaraan onderworpen goederen een vordering tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen. Is het recht op een registergoed gevestigd, dan is het een recht van hypotheek; is het recht op een ander goed gevestigd, dan is het een recht van pand.
Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 3 art. 227 (Vermogensrecht)
Commentaar is bijgewerkt tot 04-08-2016 door mr. K.J. Krzeminski
Artikel 227 Tekst van de hele regeling
Een recht van pand of hypotheek op een zaak strekt zich uit over al hetgeen de eigendom van de zaak omvat.
A: Inleiding
In artikel 3:227 BW wordt een omschrijving en de vermogensrechtelijke kwalificatie van de rechten van pand en hypotheek gegeven.
B: Wetstechnische informatie
Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.
C: Kernproblematiek
C.1: Omschrijving pand en hypotheek
Het eerste lid van artikel 3:227 BW omschrijft pand en hypotheek als beperkte rechten, die ertoe strekken op de daaraan onderworpen goederen een vordering tot voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen. Is het recht op een registergoed (vergelijk de omschrijving van artikel 3:10 BW) – zoals onroerende zaken en teboekgestelde schepen en vliegtuigen – gevestigd, dan is het een recht van hypotheek. Is het recht op een ander soort goed gevestigd, dan is het een recht van pand.
C.2: Vermogensrechtelijke kwalificatie
In de eerste plaats zijn pand en hypotheek – in de verhouding tot het goed waarop zij rusten – beperkte rechten, dat wil zeggen rechten die…