Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 5 art. 16 (Vermogensrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 25-09-2016 door mr. C.H.M.A. Smid

Artikel 16 Tekst van de hele regeling

1.

Indien iemand uit een of meer roerende zaken een nieuwe zaak vormt, wordt deze eigendom van de eigenaar van de oorspronkelijke zaken. Behoorden deze toe aan verschillende eigenaars, dan zijn de vorige twee artikelen van overeenkomstige toepassing.

2.

Indien iemand voor zichzelf een zaak vormt of doet vormen uit of mede uit een of meer hem niet toebehorende roerende zaken, wordt hij eigenaar van de nieuwe zaak, tenzij de kosten van de vorming dit wegens hun geringe omvang niet rechtvaardigen.

3.

Bij het verwerken van stoffen tot een nieuwe stof of het kweken van planten zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing.

A: Inleiding

Zaaksvorming onderscheidt zich van natrekking en vermenging door het vereiste van de vormgevende arbeid. Met de artikelen 5:14 en 5:15 BW heeft artikel 5:16 BW gemeen dat een nieuwe eigendomsverhouding wordt gegeven voor het geval dat roerende zaken in het maatschappelijk verkeer hun zelfstandigheid verliezen en de oorspronkelijke eigendomsrechten teniet gaan. Bij de invulling van dit nieuwe (originair verkregen) eigendomsrecht wordt bij zaaksvorming net als bij de voorgaande artikelen rekening gehouden met de hiërarchie van samenstellende onderdelen en het aandeel van de oorspronkelijke zaken in de nieuwe zaak. Anders dan bij natrekking en vermenging brengt de meerwaarde van een productieproces mee, dat ook degene die voor zich zelf vormt of doet vormen onder omstandigheden eigenaar van de nieuwe zaak kan worden.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 16.

C: Kernproblematiek

C.1: Nieuwe zaak door menselijk handelen

Van zaaksvorming is sprake indien iemand uit een of meer roerende zaken een nieuwe zaak vormt (zie Pitlo/Reehuis, Heisterkamp, Goederenrecht (2006), nr. 517) die zijn waarde voornamelijk aan de vormgevende arbeid ontleent (Meijers noemt in de toelichting op het oorspronkelijke artikel de maatstaf dat de zaak zijn waarde voornamelijk aan de vorming ontleent, Parl. Gesch. Boek 5 T.M., p. 109). Het vormgevende aspect van de arbeid moet niet te letterlijk worden opgevat. Zo wijst Asser/Mijnssen, Van Velten & Bartels 5*, erop dat bij industriële fabricage veelvuldig sprake is van zaaksvorming zonder vormgeving (zie Asser/Mijnssen, Van Velten, Bartels 5*, nr. 73). Aldus, kan het bottelen van bronwater (vrij naar Pitlo/Reehuis, Heisterkamp, Goederenrecht (2006), nr. 519), het malen van tarwe tot meel (zie Parl. Gesch. Boek 5, N.v.W., p.111) en het scheuren van orchideeën (zie het gescheurde orchideeënarrest, HR 5 december 1986, NJ 1987, 745, ECLI:NL:HR:1986:AB9250) zaaksvorming opleveren. Ook het door menselijke tussenkomst, doen uitbroeden van kuikens uit eieren valt volgens de Hoge Raad in het Kuikenbroederijarrest (HR 24 maart 1995, NJ 1996, 158, ECLI:NL:HR:1995:C1680 (Kuikenbroederij)) onder zaaksvorming. Doorslaggevend is volgens de Hoge Raad of volgens de verkeersopvattingen een zaak met een nieuwe (HR 5 december 1986, NJ 1987, 745, ECLI:NL:HR:1986:B9250 (Gescheurde orchideeën)) van de oorspronkelijke zaak of zaken te onderscheiden identiteit is ontstaan. Geen nieuwe identiteit werd aangenomen in het geval dat in het casco van een zeilschip voortbewegingswerktuigen en navigatieapparatuur werden gebouwd, zie het arrest Love/Love (HR 14 februari 1992, NJ 1993, 623, ECLI:NL:HR:1992:ZC0505). Zie tot slot de discussie in de literatuur over het schilderij ‘De huwelijksnacht van Tobias en Sarah’. Hier gaat het over de vraag, of de restauratieve samenvoeging van twee doeken, die oorspronkelijk door Jan Steen als één werk waren geschilderd, een nieuwe zaak oplevert (zie bijvoorbeeld Van der Ven (2006), p. 93, ontkennend en Lokin (2008), p. 195 bevestigend).

C.2: Wie wordt door zaaksvorming eigenaar?

C.2.1: De eigenaar van de oorspronkelijke zaken

Lid 1 bepaalt dat de eigenaar van de oorspronkelijke zaak of zaken, eigenaar wordt van de nieuwe zaak. De artikelen 14 en 15 zijn van overeenkomstige toepassing indien de oorspronkelijk zaken toebehoorden aan meerdere eigenaars.

Lid 1 stelt als uitgangspunt dat de eigenaar en niet degene die feitelijk vervaardigt, eigenaar wordt van de nieuwe zaak. (Hier wordt door Wichers anders over gedacht. Zie Wichers (2002), p. 229. Zij stelt dat bezien vanuit de totstandkomings-geschiedenis van het artikel, lid 1 in dit geval juist niet van toepassing is, maar dat het vormingscriterium van artikel 16 lid 2, van overeenkomstige toepassing is.)

In de tweede plaats komt met lid 1 tot uiting dat de eigenaar van de oorspronkelijke zaken, door originaire verkrijging eigenaar wordt van de nieuwe zaak en dat eventuele beperkte rechten op de oorspronkelijke zaken zodoende vervallen.

In de derde plaats maakt deze hoofdregel de toepassing van de uitzondering van lid 2 mogelijk. Dat wil zeggen, dat als lid 2 (zie hierna) van toepassing is, desondanks toch de eigenaar van de oorspronkelijke zaak en niet de zaaksvormer eigenaar van de nieuwe zaak wordt, indien de kosten van de vorming gering zijn (en vierde denkbare toepassing genoemd door Asser/Mijnssen,Van Velten, Bartels (zakenrecht 5* (2008)), nr. 75 is, dat bij wijze van zaakwaarneming door iemand uit een aan een ander toebehorende zaken een nieuwe zaak wordt gevormd).

Lid 1 is in feite de opmaat naar lid 2 waarin de eigenlijke zaaksvormingsproblematiek aan de orde komt.

C.2.2: Voor zich zelf vormen of doen vormen uit andermans materiaal

Lid 2 bepaalt dat iemand die voor zich zelf een zaak vormt of doet vormen uit (mede) hem niet toebehorende roerende zaken, eigenaar wordt van de nieuwe zaak, tenzij de kosten van de vorming dit vanwege hun geringe omvang niet rechtvaardigen.

De vraag of iemand, indien er een opdracht is gegeven, voor zich zelf vormt of doet vormen, is aan de orde gekomen in het arrest Breda/ Antonius (HR 5 oktober 1990, NJ 1992, 226, ECLI:NL:HR:1990:AB9190) Van belang is volgens de Hoge Raad hetgeen in het licht der verkeersopvattingen uit de rechtsverhouding tussen partijen voortvloeit. Zie hierna onder jurisprudentie uitgebreid, welke factoren bij industriële fabricage een rol spelen. Een veelvoorkomende toepassing van lid 2 is de productie van zaken met behulp van onder eigendomsvoorbehoud geleverde grondstoffen. De producent vormt of doet voor zich zelf (door middel van zijn werknemers) de geproduceerde zaken vormen en wordt aldus eigenaar. Het eigendomsvoorbehoud gaat verloren, dat strekt zich niet uit over de aldus gevormde nieuwe zaak. Zie over de positie van de leverancier van grondstoffen en halffabricaten na zaaksvorming, Spath, NTBR 2012/45 en Verheul WPNR (2014) 7022.

C.3: Verhouding tussen lid 1 en lid 2

Er is discussie mogelijk over de precieze reikwijdte van de hoofdregel in lid 1 (Zie J.E. Wichers, a.w. noot 11, p. 186: “Alhoewel niet als hoofdregel geformuleerd, is het tweede lid bepalend voor de vraag krachtens welke regel – die van lid 1 of lid 2 – de eigendomstoewijzing plaats moet vinden.”). Met name indien iemand met zijn eigen materiaal voor een ander een zaak vormt of doet vormen maakt het verschil of lid 1 nog steeds voorrang heeft en de oorspronkelijke eigenaar op grond van het eerste lid tevens eigenaar van de nieuw gevormde zaak wordt. Asser/MijnssenVan Velten en Bartels (zakenrecht 5*) lijkt deze redenering niet uit te sluiten, maar noemt het ook verdedigbaar dat in dit geval de opdrachtgever de eigendom op grond van lid 2 krijgt (Asser/Mijnssen, Van Velten en Bartels 5*, nr. 76 b sub c).

Dit levert een onbillijke oplossing op; de aannemer/timmerman die met zijn eigen materiaal een kast timmert voor een opdrachtgever, verricht het werk en levert het materiaal, maar blijft met lege handen staan als de opdrachtgever failliet gaat, of weigert te betalen. Verdedigbaar is dat lid 2 alleen van toepassing is indien de opdrachtgever met materialen van een derde (dus niet met het materiaal van degene die vormt) een zaak voor zichzelf doet vormen (in die zin, Stolker (2013), artikel 5:16 BW, aant. 3 sub c en A-G Hartkamp in zijn conclusie voor HR Breda/Antonius).

Een andere goede oplossing kan ook gevonden worden in navolging van Wichers. In aansluiting op het Breda/Antonius arrest stelt zij voor bij de vraag of en zo ja wie voor zich zelf heeft gevormd, het vormingsproces toe te rekenen aan degene die de nieuwe zaak in het economisch verkeer brengt. Wanneer iemand de kosten draagt en economisch nadeel lijdt in het geval er bij het zaaksvormingsproces iets mis mocht gaan, dan zijn dat volgens haar in het economisch verkeer sterke aanknopingspunten voor de toewijzing van het eigendomsrecht aan deze persoon (Zie Wichers, a.w. noot 11, p. 230.)

C.4: Verwerking van stoffen en het kweken van planten

Lid 3 stelt buiten twijfel, dat de eerste twee leden ook van toepassing zijn bij stoffen en planten die worden verwerkt. Zo zijn de zaaksvormingsartikelen op het verwerken van aardolie tot benzine van toepassing. Zie ook het gescheurde orchideeënarrest, hieronder bij jurisprudentie uitgebreid.

D: Jurisprudentie uitgebreid

D.1: Nieuwe zaak door menselijk handelen

HR 24 maart 1995, NJ 1996, 158, ECLI:NL:HR:1995:ZC1680 (Kuikenbroederij);

Euribrid levert aan Hollander’s Kuikenbroederij broedeieren. Het bedrijfsmatig doen uitbroeden van eieren in een gemechaniseerd proces dient als zaaksvorming te worden aangemerkt.

HR 5 december 1986, NJ 1987, 745, ECLI:NL:HR:1986:AB9250 (Gescheurde orchideeën);

levering van orchideeënplanten onder eigendomsvoorbehoud. De planten worden gescheurd en afzonderlijk opgepot. Hier is sprake van zaaksvorming. Het scheuren is een onomkeerbare bewerking waardoor twee zaken ontstaan die naar verkeersopvattingen elk een eigen van de oorspronkelijke zaak te onderscheiden identiteit hebben.

D.2: Voor zich zelf vormen of doen vormen uit andermans materiaal

HR 5 oktober 1990, NJ 1992, 226 (Breda/Antonius);

machinefabriek Breda stelt aan plaatwerkerij St. Antonius stalen platen ter beschikking, die van de bank zijn. Antonius vervaardigt daaruit onderdelen voor Breda. Heeft Breda deze zaken voor zich zelf door Antonius doen vormen? Dit hangt af van wat in het licht der verkeersopvattingen uit de rechtsverhouding tussen partijen voortvloeit. Bij industriële fabricage komt het daarbij aan op de vraag wie beslissende invloed heeft op het eindproduct en wie het economisch risico draagt van de tegenvallende bruikbaarheid en verhandelbaarheid van het product. In beginsel is de waarde van de gebezigde materialen niet van belang. De feitelijke vervaardiger die vanwege deze maatstaf geen eigenaar van het product door zaaksvorming wordt, kan ten einde de betaling voor zijn werkzaamheden niet mis te lopen, zijn verplichting tot aflevering van de vervaardigde producten op grond van 6:52 lid 2 BW opschorten, ook ter zake van hetgeen aan hem verschuldigd is uit hoofde van eerder vervaardigde en afgeleverde producten.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 5 artikel 16.

F: Literatuurverwijzing

  • Asser/Mijnssen, Van Velten & Bartels 5*, Eigendom en Beperkte rechten, Deventer: Kluwer 2008.
  • Lokin, P.A.M., ‘De huwelijksnacht van Tobias en Sarah een Salomonsoordeel?’, AA maart 2008, p. 195.
  • Pitlo/Reehuis, Heisterkamp, Goederenrecht, Deventer: Kluwer 2006, nr. 517.
  • Snijders, H.J. en E.B. Rank-Berenschot, Goederenrecht, Deventer: Kluwer 2011.
  • Spath, J.B., ‘Verlengd eigendomsvoorbehoud, in strijd met art. 3:84 lid 3?’, Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht 2012, 45.
  • Stolker, T&C BW, artikel 5:16 BW, aant. 3 sub c, 2013.
  • Ven, F.A.J. van der, ‘De huwelijksnacht van Tobias en Sarah’, RM Themis, 2006, 3, p. 93.
  • Verheul, E.F., ‘Leverancierskrediet na zaaksvorming’, WPNR ( 2014) 7022.
  • Wichers J.E., ‘De huwelijksnacht van Tobias en Sarah’. Natrekking, vermenging of zaaksvorming?’, Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht 2008 p. 68.
  • Wichers, W.E., Natrekking, vermenging en zaaksvorming, diss Groningen, Deventer: Kluwer 2002.
  • Zeben, C.J. van, J.W. du Pon en M.M. Olthof, Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe burgerlijk wetboek. Boek 5. Zakelijke rechten, Deventer: Kluwer 1981.