Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 5 art. 56 (Vermogensrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 26-09-2016 door mr. L. Cohen en mr. A.F.M. van 't Hooft

Artikel 56 Tekst van de hele regeling

Wanneer het voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van een onroerende zaak noodzakelijk is van een andere onroerende zaak tijdelijk gebruik te maken, is de eigenaar van deze zaak gehouden dit na behoorlijke kennisgeving en tegen schadeloosstelling toe te staan, tenzij er voor deze eigenaar gewichtige redenen bestaan dit gebruik te weigeren of tot een later tijdstip te doen uitstellen.

A: Inleiding

Wat betreft wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot heden bijgewerkt.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 56.

C: Kernproblematiek

C.1: Gebruik van andermans onroerende zaak

Waar de artikelen 5:54 en 5:55 BW aangeven wat men op eigen erf jegens de buur moet doen of juist niet mag doen, geven de artikelen 5:56 BW, 5:57 BW en 5:58 BW aan dat men onder omstandigheden moet dulden, dat een ander tijdelijk (mede) gebruik maakt van zijn erf.

Artikel 5:56 BW eist dat die ander dat vooraf behoorlijk moet aankondigen, de noodzaak moet aangeven en een passende schadeloosstelling moet betalen. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan moet men dat gebruik gedogen, tenzij gewichtige redenen een weigering rechtvaardigen. Het artikel heeft een ruime betekenis. Het gaat om zowel het betreden van andermans erf, als het plaatsen van hulpmiddelen tegen het gebouw om bepaalde werkzaamheden te kunnen verrichten (MvA II, Parl. Gesch. 5, p. 214).

D: Jurisprudentie uitgebreid

Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 5 artikel 56.

F: Literatuurverwijzing

Bij dit artikel is nog geen belangrijke literatuur aanwezig.