Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 6 art. 269 (Letselschade) en (Vermogensrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 26-09-2016 door mr. G.N. van Kooten

Artikel 269 Tekst van de hele regeling

De ontbinding heeft geen terugwerkende kracht, behoudens dat een aanbod tot nakoming, gedaan nadat de ontbinding is gevorderd, geen werking heeft, indien de ontbinding wordt uitgesproken.

A: Inleiding

Wat betreft wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot heden bijgewerkt.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 269.

C: Kernproblematiek

Op grond van dit artikel heeft ontbinding geen terugwerkende kracht, tenzij gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot zuivering. Een aanbod tot nakoming, gedaan na het instellen van de rechtsvordering tot ontbinding heeft geen werking indien de ontbinding wordt uitgesproken.

C.1: Geen terugwerkende kracht

Zowel de buitengerechtelijke als de rechterlijke ontbinding missen in het Nieuw BW, anders dan in het oude BW, terugwerkende kracht. Artikel 6:269 BW is volgens de wetgever van zuiver technische, niet van principiële aard (Parl. Gesch. Boek 6, p. 1003). Partijen zijn ex artikel 6:271 BW na ontbinding jegens elkaar namelijk verplicht de oude toestand van voor het contract zoveel mogelijk te herstellen. Reeds verrichte prestaties zijn niet zonder rechtsgrond verricht en kunnen niet op grond van onverschuldigde betaling worden teruggevorderd.

C.1.1: Uitzondering: wel terugwerkende kracht bij zuivering

Op de hoofdregel van het ontbreken van terugwerkende kracht geldt voor de rechterlijke ontbinding de enkele uitzondering dat een aanbod tot nakoming, gedaan na het instellen van de rechtsvordering tot ontbinding, geen werking heeft indien de ontbinding wordt uitgesproken. Na het instellen van de rechtsvordering tot ontbinding heeft de schuldenaar niet langer het recht om zijn verzuim te zuiveren. Wel kan het aanbod tot nakoming worden meegewogen bij de vraag of de tekortkoming ernstig genoeg is om de ontbinding te rechtvaardigen. Zie HR 11 juni 1982, NJ 1983, 695 (m.nt. Brunner), RvdW 1982, 121, VN 1985, 1339 (m.nt. red.), ECLI:NL:HR:1982:AG4400 (Gallas/Mozes en Oskam).

C.2: Geen goederenrechtelijk effect

Door het ontbreken van de terugwerkende kracht heeft ontbinding evenmin goederenrechtelijk effect. Zie ook HR 13 april 2001, NJ 2001, 326, JOL 2001, 260, «JOR» 2001/274, RvdW 2001, 84, ECLI:NL:HR:2001:AB1059 (Braat/Ros). De overeenkomst blijft als geldige titel voor de overdracht in stand, waardoor de verkrijger ook na ontbinding eigenaar blijft. Door retro-overdracht ex artikel 6:271 BW wordt de toenmalig vervreemder weer eigenaar vanaf het moment van teruglevering. Wanneer de verkrijger het betreffende goed inmiddels aan een derde heeft doorgeleverd, heeft de derde van de ontbinding geen (zakelijke) werking te dulden. De verkrijger zal in beginsel niet terug kunnen leveren aan de oorspronkelijke vervreemder en schiet dus te kort in de nakoming van de ongedaanmakingsverbintenis. Zie Van Boom (2015), artikel 6:269, aant. 5.

C.2.1: Uitzondering: wel goederenrechtelijk effect bij reclamerecht

In uitzondering op artikel 6:269 BW heeft het inroepen van het recht van reclame ex artikel 7:39 BW het gevolg dat de overeenkomst ontbonden wordt, de koper zijn recht verliest en de eigendom terugkeert naar de toenmalige eigenaar.

C.3: Regelend recht

Partijen kunnen bij overeenkomst de alternatieven die het wettelijk systeem voor ontbinding biedt benutten. Zie bijv. artikel 3:92 BW: het intreden van de ontbindende voorwaarde van een eigendomsvoorbehoud heeft geen terugwerkende kracht, maar wel goederenrechtelijke werking. Wanneer betaling uitblijft, wordt de vervreemder weer eigenaar zonder dat daarvoor retro-overdracht nodig is. Buiten het geval van eigendomsvoorbehoud zal een beding waarbij aan ontbinding terugwerkende kracht of goederenrechtelijk effect toegekend wordt slechts obligatoire werking hebben (Parl. Gesch. Boek 6, p. 1011).

D: Jurisprudentie uitgebreid

Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 6 artikel 269.

F: Literatuurverwijzing

  • Asser, C. en Jac. Hijma, Bijzondere overeenkomsten. Koop en ruil (Asser-Hijma 7-I*), Deventer: Kluwer 2013.
  • Bakels, F.B., Wederkerige overeenkomsten en ontbinding wegens tekortkoming (diss. Leiden), Deventer: Kluwer 1994.
  • Bakels, F.B., Ontbinding van overeenkomsten (Mon. BW nr. B58), Deventer 2011.
  • Boom van, W.H., ‘I. Artikelsgewijs commentaar op titel 1, 2, 4 en 5’, in: E.H. Hondius (red.), Verbintenissenrecht, Deventer: Kluwer 2015.
  • Hammerstein, A. en J.B.M. Vranken, ‘Beëindigen en wijzigen van overeenkomsten’, in: Miscellanea Jurisconsulto vero Dedicata (Van Dunné-bundel), p.115-128, Deventer: Kluwer 1997.
  • Hartlief, T., ‘Ontbinding en onmogelijkheid van ongedaanmaking’, Kwartaalbericht Nieuw BW 1989, p. 36-40.
  • Hartlief, T., Ontbinding (diss.Groningen), Deventer: Kluwer 1994.
  • Hartkamp, A.S. en C. Sieburgh, Verbintenissenrecht – Algemeen Overeenkomstenrecht (Asser/Hartkamp/Sieburgh 6-III*), Deventer: Kluwer 2014.
  • Hijma, Jac. en M.M. Olthof, ‘Terugwerkende kracht, causaal stelsel en zakelijke werking in het Nieuw Burgerlijk Wetboek’, WPNR 1982, p. 257-260.
  • Hijma, J. en M.M. Olthof, Compendium Nederlands vermogensrecht. Leidraad voor het nieuwe BW, Deventer: Kluwer 2014.
  • Lekkerkerker, G.J.C., ‘De afstand 1302/1303; opkomst en ondergang van een toverformule’, WPNR 1991, p. 905-910.
  • Olthof, M.M., ‘Uitsluiting van ontbinding in de transportakte’, WPNR 1991, p. 329-331.
  • Stolp M.M., Ontbinding, schadevergoeding en nakoming – de remedies voor wanprestaties in het licht van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit (diss. Nijmegen 2007), Deventer 2007.
  • Velten, A.A. van, Dienen partijen wel of geen afstand te doen van hun bevoegdheid om ontbinding te vorderen?’, WPNR 1992, p. 677-678.
  • Vries, G.J.P. de, Recht op nakoming en op schadevergoeding en ontbinding wegens tekortkoming, Deventer: Tjeenk Willink 1997.
  • Zeben, C.J. van, J.W. du Pon en M.M. Olthof, Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe burgerlijk wetboek. Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht, Deventer: Kluwer 1981.