Naar de inhoud

Commentaar op Wet arbeid vreemdelingen art. 19d (Arbeidsrechtartikelsgewijs)


Commentaar is bijgewerkt tot 23-09-2017 door mr. E.M. van Winden-Spaans

Artikel 19d Tekst van de hele regeling

1.

De bestuurlijke boete die voor een overtreding kan worden opgelegd bedraagt ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2.

Onverminderd het eerste lid verhoogt de op grond van artikel 19a, eerste lid, aangewezen ambtenaar de op te leggen bestuurlijke boete met 100 procent van het boetebedrag, vastgesteld op grond van het zesde lid, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding een eerdere overtreding, bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting of verbod of het niet naleven van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke verplichtingen en verboden, is geconstateerd en de bestuurlijke boete wegens de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden.

3.

De verhoging van de bestuurlijke boete, bedoeld in het tweede lid, bedraagt 200 procent indien zowel de overtreding als de eerdere overtreding, bedoeld in dat lid, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen als ernstige overtredingen.

4.

Onverminderd het eerste lid verhoogt de op grond van artikel 19a, eerste lid, aangewezen ambtenaar de op te leggen bestuurlijke boete met 200 procent van het boetebedrag, vastgesteld op grond van het zesde lid, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding twee maal een eerdere overtreding, bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting of verbod of het niet naleven van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke verplichtingen en verboden, is geconstateerd en de bestuurlijke boeten wegens de eerdere overtredingen onherroepelijk zijn geworden.

5.

In afwijking van het tweede en vierde lid is het tijdvak van vijf jaar in die leden tien jaar indien de onherroepelijke boetes, bedoeld in die leden, zijn opgelegd wegens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen ernstige overtredingen.

6.

Onze Minister stelt beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor de overtredingen worden vastgesteld. Artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing indien een artikel gesteld bij of krachtens deze wet op grond waarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, niet is nageleefd.

7.

In afwijking van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechter in beroep of hoger beroep de hoogte van de bestuurlijke boete ook ten nadele van de belanghebbende wijzigen.

A: Inleiding

Artikel 19d gaat over de hoogte van de boetes op grond van de Wav. Lid 1 gaat over de maximale hoogte. De leden 2 tot en met 5 gaan over recidive. Lid 6 schrijft voor dat nadere beleidsregels gesteld kunnen worden met betrekking tot de boetes en lid 7 gaat over het beginsel reformatio in peius.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.

C: Kernproblematiek

De boetebedragen en de bepaling met betrekking tot recidive zijn ingrijpend gewijzigd sinds 1 januari 2013 met de inwerkingtreding van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (hierna: de Fraudewet).1 Door inwerkingtreding van de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen 2017 zijn de bij de Fraudewet aangescherpte boetenormbedragen die van toepassing zijn bij overtreding van artikel 2a en artikel 15 Wav echter weer bijgesteld naar het oorspronkelijke bedrag.2

C.1: Artikel 19d lid 1

De bestuurlijke boete bedraagt € 18.000 per vreemdeling. In artikel 19d lid 1 Wav wordt het maximale bedrag genoemd van de 5e categorie van artikel 23 lid 4 Sr. Als gevolg van de verwijzing naar artikel 23 Sr wordt de maximale bestuurlijke boete automatisch aangepast aan de tweejaarlijkse wijzigingen van de maximale strafrechtelijke geldboetes op grond van artikel 23 lid 9 Sr.

Er wordt in de Wav zelf geen onderscheid tussen rechtspersonen en natuurlijke personen gemaakt. Ook in het Besluit Uitvoering Wav 3 wordt geen onderscheid gemaakt tussen natuurlijke en rechtspersonen. Dit onderscheid wordt echter wel gemaakt in de Beleidsregel Boeteoplegging Wav 2017.

In artikel 4 van de Beleidsregel Boeteoplegging Wav 2017 staat dat de boetes voor een natuurlijke persoon 50% bedragen van de boetes die aan een rechtspersoon kunnen worden opgelegd. In de tarieflijst die als Bijlage bij de Beleidsregel Boeteoplegging Wav 2017 is gevoegd, staan verschillende boetebedragen genoemd voor de verschillende soorten overtreders in geval van overtreding van artikel 2 of 15a Wav. Deze boetes variëren van € 225 tot € 8.000.

Als er al een eerdere controle van de Inspectie SZW heeft plaatsgevonden bij het bedrijf dat door de natuurlijke persoon is ingeschakeld, waarbij illegale vreemdelingen waren aangetroffen en de natuurlijke persoon wist dit, is de natuurlijke persoon gehouden concrete afspraken te maken met het bedrijf teneinde dit in de toekomst te voorkomen. De natuurlijke persoon dient dan ook op een later moment een steekproef te doen om te controleren of het bedrijf zich aan de afspraak houdt.4

Overtreding kan plaatsvinden van artikel 2 Wav, 2a Wav, 15 Wav en van artikel 15a Wav. 5

Overtreding van artikel 2 Wav (het verbod om een vreemdeling zonder tewerkstellingsvergunning arbeid te laten verrichten) wordt beboet met € 4.000, € 6.000 of € 8.000 voor een rechtspersoon en met € 2.000 of € 4.000 voor een natuurlijke persoon.

Sinds 1 mei 2012 bestaat er een meldingsplicht op grond van artikel 2a Wav. Op grond van de tarieflijst bij de Beleidsregel Boeteoplegging Wav 2017 kan in geval van niet-naleving van die meldingsplicht een boete van € 1500 worden opgelegd, maar dan mag er niet tevens sprake zijn van overtreding van artikel 2 Wav of artikel 5:20 Awb ten aanzien van dezelfde of een andere vreemdeling. 6

Als de werkgever reeds uit anderen hoofde een meldingsplicht heeft (bijvoorbeeld op grond van de Wet LB) en niet meldt, noch notificeert artikel 2a Wav, wordt hij tweemaal beboet: de eerste boete vanwege het niet naleven van de meldingsplicht uit anderen hoofde op grond van de toepasselijke wetgeving en de tweede boete op grond van het niet naleven van artikel 2a Wav.7

De wetgever achtte het noodzakelijk dat ook een boete werd opgelegd voor overtreding van artikel 15 Wav. Het niet opleggen van een boete voor overtreding van artikel 15 Wav kan ertoe leiden dat werkgevers bewust de genoemde verificatie- en administratieplicht ontlopen om vaststelling van illegale tewerkstelling te voorkomen en zo financieel in een voordeliger positie te geraken. Indien werkgevers de uit artikel 15 Wav voortvloeiende verplichtingen niet naleven, is het voor de Inspectie SZW buitengewoon moeilijk de nationaliteit van de werkende persoon te achterhalen en vast te stellen dat sprake is van illegale tewerkstelling.8

De boete die wordt opgelegd wegens overtreding van artikel 15 lid 1 Wav, wordt opgelegd aan de uitlener. Op hem ligt immers op grond van artikel 15 lid 1 Wav de plicht ervoor te zorgen dat de inlener een kopie van het id-bewijs van de vreemdeling ontvangt. De boete die wordt opgelegd wegens overtreding van artikel 15 lid 2 en/of lid 4 Wav wordt opgelegd aan de inlener. Hij moet de identiteit van de vreemdeling vaststellen en een kopie van het id-bewijs bewaren. Vandaar dat artikel 8 van de Beleidsregel Boeteoplegging Wav 2016 ook twee verschillende leden wijdt aan overtreding van artikel 15 Wav.

Als niet voldaan is aan de eisen van artikel 15 Wav wordt een boete opgelegd van € 1.500. Voor natuurlijke personen wordt de boete gematigd tot € 750.

De verplichtingen beschreven in artikel 15 lid 2 en lid 4 Wav hebben betrekking op twee opeenvolgende en aan elkaar gerelateerde verplichtingen: het opnemen in de administratie van een kopie van het identificatiedocument en het gedurende minstens vijf jaar lang bewaren daarvan. Wie niet aan het tweede lid heeft voldaan kan niet voldoen aan het vierde lid. Als iemand niet aan het vierde lid heeft voldaan is moeilijk vast te stellen of hij aan het tweede lid heeft voldaan. Daarom wordt een handeling in strijd met het tweede en vierde lid tezamen beboet als één feit ten aanzien van iedere vreemdeling apart.9

Als het gaat om overtreding van artikel 15 lid 1, 2 of 4 Wav kan de boete wel gematigd worden in het kader van anti-cumulatie. Dit is het geval als er niet tevens sprake is van overtreding van artikel 2 Wav, artikel 2a Wav of artikel 15a Wav.10 Er moet dan wel sprake zijn van meer dan één vreemdeling, anders blijft de boete van € 1.500 gewoon gehandhaafd. Het betreft namelijk een anticumulatiebepaling en biedt geen grond voor matiging in het geval van een enkelvoudige overtreding.11 Wat dat betreft zal het eenzelfde regeling zijn als in geval van artikel 10 van e Beleidsregel Boeteoplegging Wav 2017. De reden van deze anticumulatiebepaling is dat de verplichting van artikel 15 ook geldt ten aanzien van een vreemdeling die legaal arbeid verricht, bijvoorbeeld omdat de werkgever over een tewerkstellingsvergunning beschikt of omdat het een uitgezonderde vreemdeling betreft. Bij de werkgever kan dan de indruk ontstaan dat hij aan de verplichtingen op grond van de Wav heeft voldaan omdat hij de vreemdeling legaal tewerk heeft gesteld. De matiging wordt alleen toegepast als ten aanzien van geen enkele vreemdeling een overtreding van artikel 2 Wav , artikel 2a Wav of artikel 15a Wav wordt geconstateerd.

C.2: Artikel 19d lid 2

De verhoging van de boete ter zake van de tweede overtreding zal 100% zijn als er in de voorafgaande vijf jaren een eerdere overtreding is geconstateerd.12 Dit geldt niet alleen in geval van eenzelfde overtrding maar ook in geval van een soortgelijke overtreding. Op grond van artikel 4e van het Besluit Uitvoering Wav zijn soortgelijke overtredingen die van artikel 2 lid 1 Wav , artikel 15a Wav en artikel 18 lid 2 Wav. In artikel 8 van de Beleidsregel Boeteoplegging Wav 2017 wordt bepaald hoe de recidiveaanpak  wordt toegepast bij ondernemingen met meerdere vestigingen. Bij zelfstandig opererende nevenvestigingen van rechtspersonen wordt gehandeld alsof deze afzonderlijke ondernemingen zijn. Filialen van rechtspersonen bijvoorbeeld inhoudende een uitzendorganisatie, schoonmaakbedrijf, grootwinkelbedrijf, kruideniersbedrijf, een dependance van een gemeentehuis of een bijkantoor van een bankinstelling kunnen zelfstandig opereren ten opzichte van de hoofdvestiging. De nevenvestiging is als zodanig opgenomen in het handelsregister van de Kamers van Koophandel. De rechtspersoon (hoofdvestiging) wordt formeel aangesproken als overtreder, maar bij de bepaling of sprake is van recidive, wordt gekeken naar de nevenvestiging waar de overtreding heeft plaatsgevonden. Alleen indien een overtreding zich herhaalt bij dezelfde nevenvestiging wordt het bedrijf geacht te recidiveren. Voor werkgevers die arbeid laten verrichten op een andere locatie, zoals uitzendbureaus en schoonmaakbedrijven, wordt daarmee gekeken naar de vestiging waar vandaan gewerkt wordt en niet de locatie waarop gewerkt wordt. Van een zelfstandig opererende nevenvestiging is alleen sprake, indien binnen deze nevenvestiging structureel is voorzien in leiding en gezag. Er dient aldus sprake te zijn van een eigen bevoegdheid tot het aansturen van personeel voor die vestiging en/of het uitvoeren van het personeelsbeleid.13 Als een rechtspersoon langer dan zes maanden aaneengesloten op dezelfde bouwlocatie werkzaamheden verricht wordt die bouwlocatie beschouwd als een nevenvestiging. Grote bouwondernemingen, zoals hoofdaannemers en projectontwikkelaars, zijn vaak langere tijd op een bouwlocatie werkzaam. Onder een bouwlocatie wordt verstaan elke tijdelijke of mobiele arbeidsplaats waar civieltechnische werken of bouwwerken tot stand worden gebracht. Indien voornoemde bedrijven langere tijd op zo’n locatie werkzaamheden verrichten, handelen zij aldaar veelal vergelijkbaar als ware er sprake van zelfstandige opererende nevenvestigingen. Aldus wordt voor een bouwonderneming die langdurig (zes maanden of meer aaneengesloten) op dezelfde bouwlocatie aanwezig is de desbetreffende bouwlocatie als nevenvestiging beschouwd.14 Een uitzondering op de regel ter zake van nevenvestigingen is opgenomen in het derde lid. Bij de invoering van de Fraudewet is het begrip ‘ernstige overtreding’ geïntroduceerd (zie het commentaar bij lid 3). Voor deze soort overtredingen geldt een strenger sanctieregime en een langere recidivetermijn. Indien er sprake is van een ernstige overtreding, wordt gelet op die ernst dit locatiebeginsel niet toegepast en wordt de recidiveaanpak onverkort toegepast.15

C.3: Artikel 19d lid 3

De verhoging ter zake van de tweede overtreding kan ook 200% zijn. Dat is het geval als de eerste overtreding een ernstige overtreding betreft,16 en er binnen vijf jaar weer een nieuwe ernstige overtreding wordt geconstateerd. In artikel 4b lid 3 van het Besluit Uitvoering Wav staat dat als ernstige overtreding wordt beschouwd een overtreding waarbij ten minste twintig werkenden zijn betrokken.

C.4: Artikel 19d lid 4

De verhoging met 200% vindt ook plaats als binnen vijf jaar een derde overtreding wordt geconstateerd.17

C.5: Artikel 19d lid 5

De verhoging ter zake van de tweede boete is ook 100% als er in de voorafgaande tien jaren een eerdere overtreding is geconstateerd die als ernstig gekwalificeerd kan worden.18 Dus in geval van een eerste ernstige overtreding blijft de verhoging ter zake van de tweede overtreding 100% mits die tweede overtreding wordt geconstateerd nadat vijf jaar zijn verstreken te rekenen vanaf de dag van constatering van de eerste overtreding maar voordat tien jaar zijn verstreken voorafgaand aan de dag van de constatering van de tweede overtreding.

De samenhang tussen artikel 19d lid 3 en lid 5 is dan: de eerste overtreding moet in beide gevallen een ernstige overtreding zijn. Wordt er binnen vijf jaar een tweede overtreding geconstateerd dan wordt de boete ter zake van die tweede overtreding met 200% verhoogd. Wordt een tweede overtreding vijf jaar na de eerste overtreding maar voordat tien jaar na de eerste overtreding verstreken zijn geconstateerd, dan wordt de boete ter zake van die tweede overtreding met 100% verhoogd.

C.6: Artikel 19d lid 6

Lid 6 schrijft voor dat nadere beleidsregels gesteld kunnen worden met betrekking tot de boetes. Dit is dus de Beleidsregel Boeteoplegging Wav 2016. Verder wordt verwezen naar artikel 5:53 Awb. In artikel 5:53 Awb staat dat dit artikel geldt als het gaat om boetes van meer dan € 340 en de boete op grond van de Wav is nagenoeg altijd meer dan € 340.19 In dat geval wordt van elke overtreding een rapport of proces-verbaal opgesteld. In geval van de Wav is dat een boeterapport. Ook wordt de overtreder steeds in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Artikel 5:50 Awb geeft dan enkele regels met betrekking tot deze zienswijze. De overtreder kan zijn zienswijze naar keuze mondeling of schriftelijk naar voren brengen.20 Verder kan hij zich desgewenst laten bijstaan door een raadsman.21

C.7: Artikel 19d lid 7

De werkgever dient zich te realiseren dat het instellen van bezwaar en eventueel beroep hem ook in een nadeliger positie kan brengen. Het reformatio in peius-verbod (dat beroep de burger niet in een nadeliger positie kan brengen dan wanneer hij geen beroep had ingesteld), vloeit weliswaar voort uit artikel 8:69 Awb,22 maar hiervan mag bij de wet worden afgeweken. Dat is ook gebeurd in de Wav en wel in artikel 19d lid 7 Wav.

C.8: Onherroepelijkheid vereist voor recidive-boete

De eerder opgelegde boetes moeten in alle gevallen onherroepelijk geworden zijn wil de recidiveboete verhoogd kunnen worden. Dit kan behoorlijk vertragend werken. Stel dat de Inspectie SZW een boete oplegt wegens overtreding van artikel 2 Wav en de volgende dag diezelfde vreemdeling wederom aantreft. Kan dan de boete opnieuw worden opgelegd ter zake van die vreemdeling en bovendien met 100% worden verhoogd? De regering heeft eerder betoogd dat dit mogelijk is.23 Ook in de literatuur zien we dit standpunt verdedigd worden.24 De volgende dag is de eerder opgelegde boete echter nog niet onherroepelijk geworden. Dat kan wel een jaar of drie duren, te rekenen vanaf de boetoplegging tot de afronding van de procedure bij de Raad van State. De Tweede Kamer had al geïnformeerd of het mogelijk is een nieuwe overtreding ook aan te merken als een formele recidive als de eerder opgelegde boete nog niet onherroepelijk is geworden. De Minister van SZW antwoordde hierop dat dit niet mogelijk is om redenen van rechtszekerheid, maar ook vanwege het beginsel dat men geacht wordt onschuldig te zijn totdat men onherroepelijk is veroordeeld. De Minister zei voorts dat het eveneens onmogelijk is achteraf een boete te verhogen, als van een eerdere overtreding is vastgesteld dat de overtreding uiteindelijk heeft geleid tot een onherroepelijke boete.25 Ter illustratie van de werking van artikel 19d Wav volgen enkele voorbeelden.

Voorbeeld 1:

Op 5 januari 2013 legt de Inspectie SZW een boete op. Belanghebbende gaat in bezwaar en beroep. De rechtbank handhaaft op 8 augustus 2013 het boetebesluit en belanghebbende legt zich daarbij neer. De boete wordt dan op 8 november 2013 (na het verstrijken van de beroepstermijn) onherroepelijk. Op 3 maart 2014 wordt wederom een overtreding van de Wav geconstateerd. De boete die ter zake van die overtreding wordt opgelegd mag dan met 100% verhoogd worden. Tussen 5 januari 2013 en 3 maart 2014 zijn immers nog geen vijf jaar verstreken en de eerste boete is onherroepelijk geworden.

Voorbeeld 2:

Op 5 januari 2013 legt de Inspectie SZW een boete op. Belanghebbende gaat in bezwaar en beroep. De rechtbank handhaaft op 8 augustus 2013 het boetebesluit en belanghebbende legt zich daarbij neer. De boete wordt dan op 8 november 2013 onherroepelijk. Op 3 maart 2018 wordt wederom een overtreding van de Wav geconstateerd. De boete die ter zake van die overtreding wordt opgelegd mag dan niet met 100% verhoogd worden. Hoewel de eerste boete onherroepelijk is geworden zijn tussen 5 januari 2013 en 3 maart 2018 immers meer dan vijf jaar verstreken. Dit is anders als de boete van 5 januari 2013 een boete ter zake van een ernstige overtreding betrof. In dat geval geldt immers de recidivetermijn van tien jaar.

Voorbeeld 3:

Op 5 januari 2013 legt de Inspectie SZW een boete op. Belanghebbende gaat in bezwaar en beroep tot de RvS. De RvS handhaaft op 3 februari 2015 het boetebesluit waarmee de boete op die dag onherroepelijk wordt. Op 3 maart 2014 wordt wederom een overtreding van de Wav geconstateerd. De boete die ter zake van die overtreding wordt opgelegd mag niet met 100% verhoogd worden. Tussen 5 januari 2013 en 3 maart 2014 zijn weliswaar nog geen vijf jaar verstreken maar de eerste boete is op 3 maart 2014 nog niet onherroepelijk geworden. Daarbij is het niet van belang of die eerste boete betrekking heeft op een gewone of op een ernstige overtreding.

Op grond van het Overgangsrecht26 geldt dat indien uiterlijk twee jaar vóór 1 januari 2013 een eerste overtreding is geconstateerd waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd die onherroepelijk is geworden dan het tijdstip van constatering van die eerste overtreding als aanvang voor de bepaling van de recidivetermijn geldt.27 Twee voorbeelden:

Voorbeeld 1:

Op 10 januari 2011 wordt een eerste overtreding geconstateerd ter zake waarvan een boete wordt opgelegd. Op 6 maart 2013 wordt die boete onherroepelijk. Op 1 november 2013 wordt een tweede overtreding geconstateerd. Dit betekent dat een recidiveboete kan worden opgelegd. De termijn is immers aangevangen op 10 januari 2011 omdat de eerste boete inmiddels onherroepelijk is geworden.

Voorbeeld 2:

Op 10 januari 2011 wordt een eerste overtreding geconstateerd ter zake waarvan een boete wordt opgelegd. Op 6 maart 2013 wordt die boete onherroepelijk. Op 6 februari 2013 wordt een tweede overtreding geconstateerd. Dit betekent dat geen recidiveboete kan worden opgelegd. De termijn is immers niet aangevangen op 10 januari 2011 omdat de eerste boete op 6 februari 2013 nog niet onherroepelijk is geworden. Dat betekent dat de overtreding op 6 februari 2013 als een eerste overtreding moet worden aangemerkt, waar dan wel het nieuwe boeteregime zoals dat sinds 1 januari 2013 geldt, op van toepassing zal zijn.

1
Wet van 4 oktober 2012 tot wijziging van de wetgeving op het beleidsterrein van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kader van de harmonisatie en aanscherping van de sanctiemogelijkheden ter versterking van de naleving en handhaving en bestrijding van misbruik en fraude (Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving), Stb. 2012, 462 en Stb. 2012, 498. Besluit van 13 oktober 2012, houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving), Stb. 2012, 484 en Stb. 2012, 531.
2
Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen 2017, Stcrt. 2017, 37085. Aanleiding voor deze wijziging was een uitspraak van de Afdeling (ABRvS 14 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3340) waar de Afdeling heeft geoordeeld dat de noodzaak voor de verhoging van het boetenormbedrag voor overtreding van artikel 15 Wav in het kader van de Fraudewet niet afzonderlijk is toegelicht en daardoor deugdelijke motivering mist. De geschiedenis van de totstandkoming van de Fraudewet heeft uitsluitend het oog gehad op artikelen van de Wav die zijn gericht op het voorkomen van illegale tewerkstelling en niet overtredingen van administratieve aard zoals overtreding van artikel 15 Wav.
3
Besluit van 13 oktober 2012, houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving), Stb. 2012, 484.
4
Rb. Zwolle 11 juni 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD4309.
5
Zie artikel 18 Wav.
7
Kamerstukken II 2010/11, 32 843, nr. 6, p. 2 (Nota n.a.v. het Verslag).
8
Kamerstukken II 2003/04, 29 523, nr. 3, p. 6 (MvT).
9
Artikel 6 Beleidsregel Boeteoplegging Wav 2017.
10
Artikel 9 lid 1 en 2 van de Beleidsregel Boeteoplegging Wav 2017.
11
ABRvS 2 april 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC8518.
12
Artikel 19d lid 2 Wav.
13
Sdu Commentaar Arbeidsrecht, artikel 8 van de Beleidsregel Boeteoplegging Wav 2017.
14
Sdu Commentaar Arbeidsrecht, artikel 8 van de Beleidsregel Boeteoplegging Wav 2017.
15
Sdu Commentaar Arbeidsrecht, artikel 8 van de Beleidsregel Boeteoplegging Wav 2017.
16
Artikel 19d lid 3 Wav.
17
Artikel 19d lid 4 Wav.
18
Artikel 19d lid 5 Wav.
19
Behoudens in het geval een boete wordt opgelegd voor overtreding van artikel 15 lid 5 Wav, zie Tarieflijst Boetenormbedragen Bestuurlijke Boete Wet arbeid vreemdelingen bij de Beleidsregel Boeteoplegging Wav 2017.
20
Artikel 4:9 Awb.
21
Artikel 2:1 lid 1 Awb.
22
Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, p. 141 (MvT). Zie ook RvS 10 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO3510.
23
Kamerstukken II 22 november 2005, TK 24, Debat over het vrij verkeer van werknemers.
24
A.A.H. van Hoek en M.S. Houwerzijl, ‘De Europese werknemer en het Nederlandse arbeidsrecht’, SMA 2006, nr. 10, p. 441.
25
Kamerstukken II 2009/10, 17 050 en 29 523, nr. 396, p. 4 (Brief van de Minister van SZW).
26
Artikel XXV van de Fraudewet.
27
Kamerstukken II 2011/12, 32 207, nr. 4, p. 19 (Advies RvS en nader rapport).

D: Jurisprudentie uitgebreid

D.1: Artikel 19 lid 1: Anticumulatie in geval van verschillende overtredingen

ABRvS 2 april 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC8518;

artikel 6 van de Beleidsregels boeteoplegging Wav 6 voorziet in anti-cumulatie. Deze anti-cumulatie kan naar haar aard geen grond voor matiging zijn in het geval van een enkelvoudige overtreding.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Wet arbeid vreemdelingen artikel 19d.

F: Literatuurverwijzing

  • Drongelen, J. van en A.D.M. van Rijs, ‘De bestuurlijke handhaving van de Wet arbeid vreemdelingen’, Arbeid Integraal, p. 165-176.
  • Franssen, E.J.A. en H.W. Groeneweg, Sdu Commentaar Wet arbeid vreemdelingen, Den Haag: Sdu Uitgevers 2013.
  • Franssen, E.J.A., Wet arbeid vreemdelingen, Deventer: Kluwer 2010.
  • Groen, S. en M. Wijngaarden, ‘Het schorsen van Wav boetebesluiten’, Asiel en Migrantenrecht 2012, nr. 8.
  • Krop, P., T. de Lange en M. Tjebbes, ‘Sancties tegen werkgevers van illegaal verblijvende derdelanders’, Migrantenrecht 2009, nr. 8, p. 336-346.
  • Olde Olthof, C.W., ‘De bestuurlijke boete in de Wet arbeid vreemdelingen’, Journaal Vreemdelingenrecht 2007, nr. 8.
  • Saris, C.M., ‘De bestuurlijke boete en de evenredigheidstoets, een lege huls?’, NTB 2012, nr. 4.
  • Tjebbes, M., ‘De bestuurlijke boete van de Wet arbeid vreemdelingen - een tussenstand. Leuker kunnen we het niet maken, makkelijker ook niet’, Asiel en Migrantenrecht 2010, nr. 10.