Hij die een vrouw een behandeling geeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat daardoor zwangerschap kan worden afgebroken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar en zes maanden of geldboete van de vierde categorie.
Commentaar op Wetboek van Strafrecht art. 296 (Jeugdrecht) en (Strafrecht)
Commentaar is bijgewerkt tot 14-02-2017 door mr. C. van Oort
Artikel 296 Tekst van de hele regeling
Indien het feit de dood van de vrouw ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren opgelegd of geldboete van de vierde categorie.
Indien het feit is begaan zonder toestemming van de vrouw, wordt gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren opgelegd of geldboete van de vijfde categorie.
Indien het feit is begaan zonder toestemming van de vrouw en tevens haar dood ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren opgelegd of geldboete van de vijfde categorie.
Het in het eerste lid bedoelde feit is niet strafbaar, indien de behandeling is verricht door een arts in een ziekenhuis of kliniek waarin zodanige behandeling volgens de Wet afbreking zwangerschap mag worden verricht.
A: Inleiding
Artikel 296 Sr omvat het wettelijk verbod van abortus provocatus: strafbaar is degene die een vrouw een behandeling geeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat daardoor zwangerschap kan worden afgebroken. Op grond van artikel 296 lid 5 Sr wordt strafbaarheid uitgesloten, indien er sprake is van een legale abortus verricht door een geneeskundige in een ziekenhuis of (abortus)kliniek overeenkomstig de regels van de Wet afbreking zwangerschap en het Besluit afbreking zwangerschap. De strafuitsluitingsgrond van artikel 296 lid 5 is in twee situaties niet van toepassing: (1) er doet zich…