Conserverende aanslag wegens emigratie naar derde land kan door de beugel
Samenvatting
Belanghebbende is verhuisd naar de Verenigde Staten voor het aanvaarden van een dienstbetrekking. Haar is een conserverende aanslag opgelegd wegens fictieve vervreemding van haar aanmerkelijk belang in een Nederlandse bv. Hof Arnhem (NTFR 2006/1789) heeft geoordeeld dat de conserverende aanslag niet in strijd komt met het belastingverdrag met de Verenigde Staten, noch met art. 56 EG-Verdrag, nu de enkele verlegging van de woonplaats geen kapitaalverkeer ex art. 56 EG-Verdrag inhoudt. A-G Wattel deelt de mening van het hof dat geen sprake is van een ongeoorloofde treaty override. De advocaat-generaal meent voorts dat het oordeel van het hof inzake art. 56 EG-Verdrag ook juist lijkt, gelet op de zaak Van Hilten-Van der Heijden, maar dat twijfel mogelijk is, gelet op de N-zaak. Maar zelfs indien sprake is van kapitaalverkeer in de zin van art. 56 EG-Verdrag, dan nog geldt dat de belemmering gelegen in de conserverende aanslag gerechtvaardigd is op grond van een evenwichtige verdeling van de heffingsbevoegdheid. De belemmering gelegen in de (kosten van) zekerheidstelling kunnen niet aan de orde komen omdat belanghebbende verzuimd heeft de beschikking aan te vechten waarbij uitstel van betaling onder die voorwaarde werd verleend, zodat die beschikking formele rechtskracht heeft verkregen, terwijl het EG-rechtelijke effectiviteitsbeginsel zich niet tegen het tegenwerpen van die formele rechtskracht aan belanghebbende verzet.
A-G Wattel concludeert tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep.