De doel- en de bezitseis van artikel 4 WBR
Samenvatting
In deze bijdrage wordt jurisprudentie weergegeven met betrekking tot de doelen de bezitseis van artikel 4 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR) die van invloed is geweest bij de totstandkoming van de huidige tekst van deze bepaling.
Tekst
Doeleis
Tot 28 december 2000 werden de doel- en de bezitseis als volgt verwoord in artikel 4 lid 1 onderdeel a WBR: ‘welke beogen het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van dergelijke onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen (de doeleis, JPS) en waarvan die bezittingen hoofdzakelijk bestaan uit die zaken of rechten (de bezitseis, JPS)’.
Paragraaf 7, onderdeel c van de Toelichting op de WBR zegt over de doeleis het volgende: ‘c. Het lichaam moet het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van onroerende goederen of zakelijke rechten daarop beogen.
De wet heeft hier op het oog de lichamen die zich toeleggen op de handel in of de exploitatie van onroerend goed als zodanig, waarbij met exploitatie in het bijzonder wordt gedacht aan verhuur of verpachting. Lichamen die hun onroerende goederen geheel of grotendeels bezigen voor andere bedrijfsdoeleinden, zoals een hotel- of pensionbedrijf, een fabriek of een winkel, een bank- of verzekeringsbedrijf, vallen dus niet onder de regeling. Dit geldt ook, wanneer naast het gewone bedrijf onroerende goederen worden gekocht, verkocht en verhuurd of verpacht, mits zulks geschiedt in het kader van het eigenlijke bedrijf, zoals de verhuur van woningen boven het winkelbedrijf, van voormalige of nieuwe bedrijfspanden in afwachting van het afstoten of in bedrijf stellen daarvan, van objecten ter belegging van een normale reserve. Wel zal er bijv. onder…