Naar de inhoud

De eigen woning: wijzigingen per 1 januari 2010 (I)

1. Inleiding

Na een periode van relatieve rust rondom de eigen woning zijn per 1 januari 2010 weer enige aansprekende wijzigingen aangebracht in het eigenwoningregime. De bijleenregeling is aanmerkelijk vereenvoudigd doordat de goedkoperwonenregeling van art. 3.119a, lid 2, Wet IB 2001 is afgeschaft en de verjaringstermijn van de eigenwoningreserve is verkort. Bij wijze van crisismaatregel kan de verkoop?ctie van art. 3.111, lid 2, Wet IB 2001 ook toepassing vinden ná een periode van tijdelijke verhuur van de woning. Doorstromers op de woningmarkt kunnen hun kosten ter verkrijging van de eigenwoningschuld weer met renteaftrek in box 1 mee?nancieren. Ten slotte is in de Successiewet 1956 een wijziging doorgevoerd die in verband staat met de eigen woning.

In twee bijdragen ga ik in op de wijzigingen. In dit deel bespreek ik de vereenvoudiging van de bijleenregeling en de versoepeling van de verkoop?ctie.

2. Afschaffing goedkoperwonenregeling

2.1. Rechtsvergelijking

Vóór 2010 vormde de goedkoperwonenregeling van art. 3.119a, lid 2, Wet IB 2001 een afwijking van de in art. 3.119a, lid 1, Wet IB 2001 opgenomen hoofdregel ter berekening van de eigenwoningschuld (verder: EWS). Op grond van deze hoofdregel kan een belastingplichtige maximaal met renteaftrek in box 1 lenen een bedrag ter grootte van de verwervingskosten van de eigen woning verminderd met het bedrag aan eigen middelen dat een belastingplichtige geacht wordt te hebben ter ?nanciering van zijn eigen woning (de eigenwoningreserve, verder: EWR).

Van ‘goedkoper wonen’ was sprake als de verwervingskosten van de nieuwe woning minder bedroegen dan de vervreemdingsopbrengst van…