Naar de inhoud

De fiscale openingsbalans en vastgoed

Overheidsondernemingen worden belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. In dit artikel wordt ingegaan op de wijze waarop vastgoed voor de openingsbalans moet worden gewaardeerd, waarbij de problematiek van de overheidsondernemingen een prominente rol speelt.

Wet VPB 1969

1. Inleiding

Overheidsondernemingen worden belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.1 Vastgoed speelt een voorname rol in situaties waarin ondernemingen belastingplichtig worden. Vastgoed is immers, na loonkosten, de tweede kostenpost van ondernemingen en vertegenwoordigt doorgaans een groot kapitaal. De actiefpost vormt onder meer de uitvalsbasis voor afschrijvingen en afwaarderingen. In eerdere belastingplicht-trajecten (energiebedrijven, woningcorporaties) is de waardering van vastgoed aan de orde gekomen. In dit artikel ga ik van de premisse uit dat activiteiten met vastgoed door de ondernemingspoort zijn gekomen. Vervolgens moet voor de openingsbalans de waarde van het vastgoed worden bepaald. Ik bespreek de wijze waarop vastgoed voor de openingsbalans moet worden gewaardeerd, waarbij de problematiek van de overheidsondernemingen een prominente rol speelt. Voor dit artikel heb ik geput uit eerdere publicaties van mijn hand.2

2. Waardebegrip

Vastgoed wordt voor de openingsbalans gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer (hierna: WEV). Dit is een fiscaal begrip met een eigen context.

De Hoge Raad hanteerde in BNB 1969/63, een procedure voor de Wet VB 1964, de volgende omschrijving voor de WEV:

‘dat, ingeval het gaat om de waardering van zaken waarin geregeld handel wordt gedreven, als de waarde welke daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend in het algemeen dient te worden aangenomen de verkoopprijs, waaronder moet worden verstaan de prijs, die bij aanbieding van de zaak ten verkoop op de meest…