De overschatting van art. 6:230 lid 2 BW
1. Inleiding
In de praktijk wordt geregeld een beroep gedaan op art. 6:230 lid 2 BW. Het valt op dat zo'n beroep gewoonlijk strekt tot compensatie van de minderwaarde van een zaak die krachtens een koopovereenkomst is geleverd maar niet aan die koopovereenkomst beantwoordt. De koper van een registergoed ontdekt bijvoorbeeld na de levering dat het registergoed is verontreinigd en tracht de saneringskosten te verhalen op de verkoper. Het komt veel voor dat zo'n koper zich in de dagvaarding primair beroept op art. 6:74 BW en subsidiair of - vaak na een subsidiair beroep op art. 6:162 BW - méér subsidiair op art. 6:228 jo. art. 6:230 lid 2 BW.2 Aan deze laatste grondslag kan de rechter dan alleen toekomen als de vordering tot schadevergoeding wegens een tekortkoming (of onrechtmatige daad) niet toewijsbaar is, bijvoorbeeld omdat de non-conformiteit niet aan de verkoper kan worden toegerekend. Het beroep op dwaling kan dan op de voet van art. 6:228 lid l sub c BW (gemeenschappelijke dwaling) wel worden toegewezen en dat kan dan weer aanleiding geven tot toepassing van art. 6:230 BW. Zo was het ongeveer ook gegaan in HR 6 december 2002, JOL 2002, 665 (Nuon/X). Hof Arnhem had bij tussenarrest van 21 november 2000 de vorderingen tot schadevergoeding wegens wanprestatie en onrechtmatige daad afgewezen, maar het beroep van de koper op gemeenschappelijke dwaling toegewezen en bepaald dat hij aan art. 6:230 BW een recht op vergoeding van saneringskosten ontleende.
De Hoge Raad vernietigde…