Naar de inhoud

De relatie tussen de raad van commissarissen en aandeelhouders(vergadering) bij beursvennootschappen (2012.21.2004)

Auteurs bespreken de relatie tussen de vennootschapsorganen Raad van commissarissen (RvC) en Aandeelhoudersvergadering (AvA) bij beursgenoteerde vennootschappen. Hun onderlinge verhouding blijkt niet duidelijk (genoeg) uit de wet noch uit de Nederlandse Corporate Governance Code (Code).
De invloed van aandeelhouders is de laatste tijd sterk toegenomen. Dit blijkt onder meer uit (het als gevolg van de per 1 januari 2004 aangepaste structuurregeling ingevoerde) art. 2:107a BW (goedkeuring belangrijke bestuursbesluiten), 2:114a BW (agenderingsrecht), 2:118a BW (stemrecht op beursgenoteerde certificaten), 2:135 BW (vaststelling bezoldigingsbeleid/bezoldiging) en 2:161a BW (ontslag RvC). Ook beschikken aandeelhouders nog over een (ander) wezenlijk machtsmiddel, te weten art. 2:346 jo 345 BW (recht van enquête), en heeft de AvA eveneens een rol bij de naleving van de bepalingen uit de Code. Meer aandeelhoudersinvloed kan leiden tot versterking van het systeem van ‘checks and balances’.
De RvC is krachtens de wet belast met het toezicht op (het beleid van) het bestuur en op de algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Dit laatste betekent ook dat de RvC zelf zal moeten beoordelen of hij contact met aandeelhouders of bemiddeling tussen bestuur en aandeelhouders in het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming nodig acht. Van een verplicht karakter is er geen sprake. Zie HR 9 juli 2010, «JOR» 2010/228 (ASMI). Anders: Van Solinge en Nieuwe Weme onder verwijzing naar Best practice bepaling III.1.6 sub F Code en OK 17 januari 2007, «JOR» 2007/42 (Stork). Wel wijst de Code concreet een aantal situaties aan waarin contact met of bemiddeling door de RvC wenselijk is. Rechtens relevant is dus uiteindelijk enkel de vraag of de RvC in redelijkheid heeft kunnen besluiten niet in contact te treden met de aandeelhouders of te bemiddelen tussen aandeelhouders en bestuur. Slechts in situaties waarin de continuïteit van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming in gevaar komt, zal de RvC actief moeten optreden. Zie HR 25 februari 2011, «JOR» 2011/115 (Inter Acces). De RvC staat voorts het bestuur met advies bij. Hoewel de eisen die de wet aan de RvC stelt al lange tijd ongewijzigd zijn, heeft de invoering van de Code geleid tot een aanzienlijke verzwaring van zijn (actieve) toezichthoudende taak. Ook geven literatuur en jurisprudentie invulling hieraan evenals (veranderende) maatschappelijke opvattingen. De verzwaring van het toezicht ziet vooral op:

  • instelling van interne risicobeheersings- en controlesystemen; 
  • (realisatie van) strategie/doelstellingen van de vennootschap; en 
  • financiële verslaggeving. 

Daarnaast stelt de RvC bij beursvennootschappen in de regel ook de bezoldiging van individuele bestuurders vast en draagt hij zorg voor een ‘claw back’ van onterecht door bestuurders ontvangen bonussen.
Van oudsher verloopt het contact tussen vennootschap en aandeelhouders via het bestuur. De rol van de RvC is voornamelijk van toezichthoudende aard. Belangrijke uitzonderingen hierop worden gevormd door Principe III.4 (voorzitter RvC als aanspreekpunt inzake functioneren bestuur/RvC) en Principe IV.3 (informatieplicht RvC in verband met koers aandeel) Code. In het algemeen kan men stellen dat de RvC zich terughoudend dient op te stellen. Dit is een uitvloeisel van het duale bestuursmodel (two-tier systeem). Met de invoering van het Wetsvoorstel bestuur en toezicht (one-tier systeem) zal hierin verandering kunnen optreden. De RvC heeft niettemin een belangrijke taak bij het functioneren van de AvA. Dit blijkt dus niet alleen uit de Code, maar ook uit de wet, zie de art. 2:107 lid 2 BW (inlichtingenplicht), 2:109 BW (bijeenroeping/agendering AvA), 2:117 lid 4 BW (raadgevende stem) en 2:162 BW (kennisgeving voorgenomen benoeming/ontslag bestuurder). Dat een aandeelhouder zich bij de uitoefening van zijn aandeelhoudersrechten niet louter mag laten leiden door zijn eigen (korte-termijn) belang, blijkt onder meer uit Preambule 9 Code: aandeelhouders mogen hun eigen belangen nastreven “binnen het kader van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid”. Ook dit draagt bij aan de versterking van het systeem van ‘checks and balances’. Daarnaast kan men denken aan analoge toepassing van art. 3:13 BW (détournement de pouvoir). De handelswijze van een aandeelhouder kan ook voorwerp van enquête zijn, bijvoorbeeld indien de AvA weigert haar goedkeuring te verlenen aan een belangrijk bestuursbesluit of wanneer een aandeelhouder zijn (feitelijke) meerderheidspositie misbruikt. Zie OK 3 maart 1999, «JOR» 1999/87 (Gucci) en OK 10 maart 2000, «JOR» 2000/100 (Nedbel Holdings). Art. 2:8 BW brengt met zich dat een aandeelhouder niet slechts van zijn eigen belangen mag uitgaan, maar ook die van de vennootschap en die van de bij haar betrokken personen zal moeten wegen. Zie hiervoor OK 16 oktober 200, «JOR» 2001/251 (RNA). Wanneer het Wetsvoorstel tot wijziging van het enquêterecht in werking treedt, kan ook de rechtspersoon (lees: het bestuur of de RvC van de vennootschap) om een enquête verzoeken. Ten einde de wijze waarop de aandeelhouder zijn recht uitoefent te normeren, heeft Eumedion naar Engels voorbeeld zelfs voor de institutionele belegger een aantal Best Practices voor “betrokken aandeelhouderschap” ontwikkeld.
Het is van belang dat er voldoende tegenwicht wordt geboden aan het korte-termijn denken van aandeelhouders (en bestuurders). Dit is vooralsnog niet het geval. Auteurs stellen dat aan de RvC op grond van de Code en de hem krachtens de wet toekomende bevoegdheden niettemin genoeg middelen ter beschikking staan om erop toe te zien dat aandeelhouders zich verantwoord gedragen. “Verantwoord aandeelhouderschap” is volgens hen de boodschap. Vanwege zijn bijzondere relatie met de aandeelhouders/AvA lijkt een toezichthoudende rol hierop voor de RvC weggelegd.

J. Biesheuvel-Hoitinga, A.A. Bootsma en H.M. Vletter-van Dort, Ondernemingsrecht, 2012-4, p. 153-162 (AV)

Wetgeving












Jurisprudentie
Officiële publicaties
Europese regelgeving
Soort nieuwsWetgeving
Publicatiedatum24-05-2012
Nummer2012/0391