Naar de inhoud

De Wet inrichting landelijk gebied, herverkaveling en artikel 15.1.q en s WBR

Samenvatting

In een bespreking van een aantal aspecten van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) behandelt de auteur de onderdelen landinrichting, inrichtingsplan en herverkaveling. In het kader van de herverkaveling wordt tevens aandacht besteed aan de problematiek van de tienjaarstermijn in de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor cultuurgrond en natuurgrond in geval deze grond binnen bedoelde termijn in een herverkaveling wordt betrokken. De auteur bepleit opname in het ruilplan en in de ruilakte van een voorziening ten behoeve van de eigenaar en ten laste van de verkrijger in de vorm van een voortzettingsbeding met kettingbeding en kwalitatieve verplichting, zoals gebruikelijk bij een reguliere vrijwillige vervreemding van de onroerende zaak.

Tekst

Inleiding

Op 1 januari 2007 is de Wet inrichting landelijk gebied, hierna te noemen ‘Wilg’, in werking getreden. Deze wet heeft de Landinrichtingswet vervangen die per dezelfde datum is vervallen. De Wilg legt de regie bij de realisering van de ontwikkeling, de inrichting en het beheer van het landelijke gebied bij de provincies. In plaats van de in de Landinrichtingswet opgenomen vormen van landinrichting kent de Wilg de term landinrichting die in artikel 1, lid 1, onderdeel l wordt omschreven als ‘maatregelen en voorzieningen gericht op de inrichting van het landelijke gebied met gebruikmaking van de bevoegdheden en instrumenten, bedoeld in de hoofdstukken 4 tot en met 9’.

In deze bijdrage genoemde wetsartikelen hebben betrekking op de Wilg, tenzij anders vermeld.

Landinrichting - inrichtingsplan

In het systeem van de Wilg besluiten Gedeputeerde Staten (GS) op eigen initiatief en gezag tot landinrichting door het vaststellen van een inrichtingsplan, artikel 17.

Het inrichtingsplan (artikel 17)

Een inrichtingsplan bevat onder meer…