Naar de inhoud

Duurzame gemeenschappelijke huishouding

Woonruimte

Gerechtshof Amsterdam
5 juni 2012, ECLI:NL:2012:BW9643
(Mrs. J.W. Hoekzema, G.B.C.M. van der Reep en M.M.M. Tillema)
Hoge Raad
17 januari 2014, ECLI:NL:PHR:2013:2395 en ECLI:NL:HR:2014:93
(Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, G. Snijders en M.V. Polak; Advocaat-Generaal M.H. Wissink)

Overlijden huurder. Voortzetting huurovereenkomst. Duurzame gemeenschappelijke huishouding.

[Art. 7:268 BW]

De zoon van een huurster is op 27 maart 1953 in het gehuurde in Haarlem geboren en is daaruit nooit vertrokken. Huurster is op 6 juli 2010 op 94-jarige leeftijd overleden in een verzorgingstehuis. Voor haar overlijden heeft zij enkele maanden in het verzorgingstehuis verbleven. De zoon (toen 57 jaar oud) vordert op voet van artikel 7:268 BW dat hij de huur voortzet. Hij stelt daartoe dat hij met de huurster, zijn moeder, een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd. Hij voert daartoe aan dat de woonkamer gezamenlijk werd gebruikt, onder andere voor het samen TV kijken, dat de maaltijden samen werden gebruikt en dat zij elkaar verzorgden, eerst de moeder de zoon en later de zoon de moeder. De verhuurder bestrijdt de aanwezigheid van een duurzame gemeenschappelijke huishouding en wijst er op dat de zoon niet heeft bijgedragen in de betaling van de huur noch aan het…